In het bestuurlijke sanctierecht wordt doorgaans een onderscheid gemaakt tussen herstelsancties en bestraffende sancties. De enige algemeen geaccepteerde bestuurlijke bestraffende sanctie is de bestuurlijke boete. Omdat deze sanctie bestraffend van aard is, geldt het zogenoemde una via-beginsel. De strekking van dit beginsel is dat indien dezelfde gedraging zowel bestuurlijk als strafrechtelijk kan worden afgedaan, de keuze voor een der wegen op een gegeven moment definitief is. Indien een bestuurlijke sanctie, zoals bijvoorbeeld de toepassing van artikel 13b Opiumwet, als een bestraffende sanctie zou worden aangemerkt, heeft dit consequenties voor een eventuele strafrechtelijke vervolging wegens hetzelfde feit. Eenzelfde manier van redeneren zou kunnen worden gehanteerd over de Wet Bibob; indien de intrekking van een vergunning op grond van deze wet wordt gekwalificeerd als een bestuurlijke bestraffende sanctie, staat het una via-beginsel een vervolging wegens hetzelfde feit in de weg. De jurisprudentie van de Afdeling is evenwel zonneklaar: zowel de toepassing van artikel 13b Opiumwet als de intrekking van een vergunning op grond van de Wet Bibob worden door de Afdeling niet aangemerkt als een bestraffende sanctie. Geheel vrij van commentaar is deze bestendige jurisprudentie overigens niet. Dat het aanmerken van een bestuurlijke sanctie (of maatregel) als een bestraffende sanctie daadwerkelijk gevolgen heeft voor een hierop volgende vervolging, heeft de jurisprudentie rondom het alcoholslotprogramma laten zien. In de onderhavige casus staat een soortgelijke problematiek centraal, namelijk de weigering tot verstrekking van een jachtakte door de korpschef.
Read More