Zorgen om tijdspad bij vernieuwing Wetboek van Strafvordering
/De vernieuwing van het Wetboek van Strafvordering is een zeer complex proces. Dat vraagt om een meer samenhangende aanpak en voldoende tijd. De huidige tijdsplanning - een nieuw Wetboek in 2018 - is te ambitieus.
Dit waren de centrale gedachten vandaag tijdens de hoorzitting in de Tweede Kamer over de vernieuwing van het Wetboek van Strafvordering, het wetboek waarin alle regels voor het strafproces zijn opgenomen. Deze operatie is door de minister van Veiligheid en Justitie in gang gezet en staat ook in het regeerakkoord. Tijdens een hoorzitting laten Kamerleden zich bijpraten over de stand van zaken.
Er is consensus over het feit dát het Wetboek van Strafvordering moet worden gemoderniseerd. Het huidige wetboek bestaat sinds 1926. Sindsdien is het vaak gewijzigd, onder meer door reparatiewetgeving en toevoeging van nieuwe artikelen. Hierdoor is er een lappendeken ontstaan; dit gaat ten koste van de samenhang tussen de verschillende regels en het is moeilijk de weg te vinden naar de juiste artikelen. Ook stamt het Wetboek voor Strafvordering uit een tijd dat er van bijvoorbeeld digitalisering en een opsporingsmiddel zoals DNA nog geen sprake was.
Aanzet
Aan het nieuwe wetboek wordt sinds 2 jaar gewerkt door het ministerie van V en J, met constante consultatie van betrokken partijen als onder meer de Rechtspraak, Openbaar Ministerie, politie en advocatuur. Vorig jaar september werd de zogenoemde Contourennota gepubliceerd, de aanzet tot het nieuwe wetboek. Zowel de Raad van State als de Raad voor de rechtspraak adviseerden over de nota (zie ook Advies: Regierol rechter in strafproces duidelijker omschrijven). Volgens de huidige planning zou het nieuwe Wetboek van Strafvordering in 2018 er moeten zijn.
Deelprojecten
De hoorzitting viel uiteen in 2 delen: een blok ‘wetenschap’ en een blok ‘organisatie en praktijk’. Alle sprekers wezen op de grote spanning die er is tussen snelheid en zorgvuldigheid.
Wetenschappers van de universiteiten van Leiden, Maastricht en Utrecht waren eensluidend in hun kritiek dat ze een systematische, consistente en coherente aanpak missen. Debet hieraan is in hun ogen dat er in deelprojecten aan het nieuwe Wetboek van Strafvordering wordt gewerkt. Uiteindelijk moet dit leiden tot het nieuwe wetboek. ‘Maar je kunt geen algemeen Wetboek maken als je niet vooraf fundamentele keuzes maakt en die op elkaar laat aansluiten’, aldus professor Cleiren van de Universiteit van Leiden. Dan gaat het om vragen als wat gebeurt er wanneer in het strafproces? Wie doet wat gedurende het vooronderzoek, wat zijn de rollen op welk moment van politie, van rechter-commissaris, de officier van justitie, de advocaat en de zittingsrechter? Welke taken zijn precies belegd bij wie en hoe sluiten die op elkaar aan? De wetenschappers stelden alle 3 dat wat hen betreft een pas op de plaats zou moeten worden gemaakt. Ze vinden dat eerst gekeken moet worden wat de impact van keuzes zijn, in praktisch opzicht maar bijvoorbeeld ook in financiële zin.
Grondrechten
Kees Sterk, lid van de Raad voor de rechtspraak, bracht in zijn bijdrage aan de hoorzitting 3 punten naar voren. In de eerste plaats zijn er bij rechters zorgen over het proces (is dat wel voldoende zorgvuldig?), de samenhang tussen de plannen (er wordt bijvoorbeeld op aangestuurd dat er in een strafzaak veel meer dan nu het geval is achter de schermen plaatsvindt, maar wat betekent dit voor de openbaarheid van rechtspraak en bijvoorbeeld de gevoelens van slachtoffers en samenleving?) en de vraag of er wel voldoende reflectie is (zijn de grondrechten van burgers voldoende gewaarborgd?). Het tweede punt van Sterk was meer van praktische aard. Hij pleitte voor een duidelijker omschrijving van de rolverdeling tussen betrokken partijen bij een strafzaak, zoals de rechter-commissaris (die toezicht houdt op het opsporingsonderzoek), de politie, het Openbaar Ministerie en de zittingsrechter. Dat is nu in de Contourennota nog onvoldoende duidelijk gemaakt.
Praktische problemen
In de derde plaats bracht Sterk namens de Rechtspraak onder de aandacht dat wetgeving alléén niet de oplossing is voor de huidige problemen in de strafrechtketen. ‘Er dienen nog de nodige praktische problemen te worden beslecht op het terrein van bijvoorbeeld digitalisering, tijdigheid, volledigheid en kwaliteit’, aldus Sterk. ‘Ook zonder modernisering van het Wetboek kan er al veel worden verbeterd.' In dit verband noemde hij de verbeteringen in de logistiek die door Rechtspraak en Openbaar Ministerie al zijn aangebracht (zie ook: Geen onnodig tijdverlies meer bij strafzaken). Dus ook in dit opzicht is er niet veel aanleiding voor grote haast.
Op de site van de Tweede Kamer staan diverse position papers van de partijen die deelnamen aan de hoorzitting.