Gedeeltelijke stillegging varkensbedrijf (art. 29 WED): dierenwelzijn vereist onmiddellijk ingrijpen ondanks dat het bijna vier maanden geleden is dat de overtredingen zijn geconstateerd.

Rechtbank Oost-Brabant 14 februari 2024, ECLI:NL:RBOBR:2024:777

Op 8 december 2023 heeft de officier van justitie een vordering ingediend die ertoe strekte dat de economische raadkamer op grond van artikel 29 van de Wet op de economische delicten als voorlopige maatregel zou bevelen dat de onderneming van Verdachte zou worden stilgelegd.

De officier van justitie heeft in raadkamer zijn oorspronkelijke vordering bijgesteld. Zijn bijgestelde standpunt heeft hij op voorhand op schrift gezet en gedeeld met de verdediging en de rechtbank (OM-standpunt voorlopige maatregel, 9 januari 2024). De vordering is komen te luiden dat ten aanzien van Verdachte een voorlopige maatregel ex artikel 29 WED zal worden bevolen, in die zin dat:

  • de Verdachte zich zal onthouden van het (opnieuw) (laten) verrichten van enige handelingen die kunnen leiden tot inseminatie van varkens en/of het werpen van biggen (kennelijk) bestemd voor de fokkerij, op het adres locatie 1 te Lieshout en/of locatie 2 te Mariahout dan wel op een andere (bedrijfs)locatie in Nederland;

  • de Verdachte zich zal onthouden van het (opnieuw)(laten) aanvoeren van varkens op het adres locatie 1 te Lieshout en/of locatie 2 te Mariahout dan wel op een andere (bedrijfs)locatie in Nederland;

    • daaronder wordt mede verstaan dat de Verdachte zich zal onthouden van het (opnieuw) (laten) aanvoeren van varkens van het adres locatie 1 te Lieshout naar het adres locatie 2 te Mariahout; alsmede dat

  • de Verdachte zich zal onthouden van het houden van varkens op het adres locatie 1 te Lieshout, anders dan het houden van zeugen, biggen en/of gespeende varkens.

De raadsman van de Verdachte heeft in raadkamer van 14 februari 2024 verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen.

Beoordeling

Het wettelijk kader

Artikel 29, eerste lid, van de WED bepaalt dat de rechtbank vóór de behandeling ter terechtzitting op vordering van de officier van justitie een voorlopige maatregel kan bevelen indien tegen de Verdachte ernstige bezwaren zijn gerezen en tevens de belangen, die door het vermoedelijk overtreden voorschrift worden beschermd, een onmiddellijk ingrijpen vereisen. Eén van de mogelijk te bevelen voorlopige maatregelen betreft de gehele of gedeeltelijke stillegging van de onderneming van de verdachte, waarin het economische delict wordt vermoed te zijn begaan.

De ernstige bezwaren

Uit de hierboven vermelde stukken is de economische raadkamer gebleken dat er ernstige bezwaren tegen de Verdachte bestaan ter zake van diverse overtredingen van de Wet dieren, gepleegd op 23 oktober 2023. Op die datum is door de NVWA geconstateerd dat op de bedrijfslocaties aan locatie 1 te Lieshout en locatie 2 te Mariahout regels met betrekking tot het houden van dieren en het dierenwelzijn niet werden nageleefd. Varkens kregen niet de zorg die zij nodig hadden en de dierenverblijven waren niet in orde. Dertien varkens moesten geëuthanaseerd worden, omdat zij er te slecht aan toe waren.

De economische raadkamer stelt vast dat de overtreden voorschriften strafbare feiten opleveren als bedoeld in de WED.

Onmiddellijk ingrijpen is vereist

De economische raadkamer is van oordeel dat het belang van dierenwelzijn dat door de overtreden voorschriften wordt beschermd, een onmiddellijk ingrijpen vereist, ook al is het bijna vier maanden geleden dat de overtredingen zijn geconstateerd. Het oordeel dat niet langer gewacht kan worden met ingrijpen, baseert de economische raadkamer op de historie van het bedrijf, de bevindingen tijdens inspecties op de bedrijfslocaties van Verdachte sinds 2020 en de eerdere veroordelingen van Verdachte ter zake van soortgelijke strafbare feiten. Het gaat dan om het volgende.

Het bedrijf van Verdachte is gecontroleerd op 28 januari 2020, 27 oktober 2020, 12 april 2021, 27 juni 2022, 13 april 2023 en 23 oktober 2023. Tijdens genoemde controles is vastgesteld dat er bij de Verdachte stelselmatig sprake is van misstanden omtrent dierenwelzijn en schending van de wettelijke verplichtingen inzake kort gezegd - het bedrijfsmatig houden en fokken van varkens.1

De economische raadkamer stelt voorts vast dat bij vonnis van deze rechtbank van 25 april 2022 in de gevoegde strafzaken met kenmerk: 82-159485-18, 82-159427-18, 82-223154-21, 82-237031-21, 82-250617-17 en 82-250959-17, een voorwaardelijke stillegging van de onderneming is bevolen voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. Dit vonnis is onherroepelijk.

De economische raadkamer stelt daarnaast vast dat bij vonnis van de economische politierechter van deze rechtbank van 11 september 2023 met kenmerken: 82-097314-23 en 82-023877-23 aan de Verdachte opnieuw een voorwaardelijke stillegging van de onderneming is bevolen voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van 2 jaar. Ook dit vonnis is onherroepelijk.

Blijkens deze onherroepelijke uitspraken is de Verdachte uitdrukkelijk en bij herhaling gewezen op de ondeugdelijkheid van zijn bedrijfsvoering. Uit het thans voorliggende dossier volgt dat deze waarschuwingen op de Verdachte niet het beoogde effect hebben gehad en geen wezenlijke verandering teweeg hebben gebracht. Binnen zijn bedrijf blijft hardnekkig sprake van (soortgelijke) overtredingen, waardoor het dierenwelzijn ernstig wordt geschaad.

Gelet op het voorgaande heeft de economische raadkamer er geen vertrouwen in dat Verdachte zelfstandig, zonder dwingende maatregel op grond van de WED, zodanige veranderingen doorvoert dat daarmee zijn bedrijfsvoering in lijn met de geldende wet- en regelgeving wordt gebracht en het dierenwelzijn wordt gewaarborgd. De economische raadkamer acht het dan ook noodzakelijk om onmiddellijk in te grijpen.

De belangen van verdachte

Verdachte realiseert zich dat hij tekort is geschoten in de zorg voor zijn varkens en dat binnen zijn bedrijf vergaande aanpassingen moeten worden gedaan. Hij heeft uitgelegd dat hij bij een lagere bezettingsgraad van zijn stallen beter in staat is om dit te doen. Ondertussen onderkent Verdachte dat het beter is als hij stopt met zijn bedrijf en het verkoopt. Het lukt hem niet om te voldoen aan alle regels en hij en zijn gezin lijden onder de stress die het werk en de rechtszaken met zich meebrengen. Het streven van Verdachte is om de verkoop in de komende maanden zijn beslag te laten krijgen. Hij heeft daarom een groot economisch belang bij het – al dan niet in beperktere vorm – laten voortbestaan van zijn bedrijf in de maanden tot aan de behandeling van zijn strafzaak.

Afweging proportionaliteit

De economische raadkamer is van oordeel dat het belang van dierenwelzijn onmiddellijk ingrijpen ten aanzien van de onderneming van Verdachte vergt. Vanwege de persoonlijke omstandigheden van de Verdachte zal de economische raadkamer een minder vergaande gedeeltelijke stillegging van het bedrijf bevelen dan door de officier van justitie is gevorderd. De economische raadkamer gaat er vanuit dat door het aantal varkens op de bedrijfslocaties van Verdachte aanzienlijk te verminderen, het belang van dierenwelzijn kan worden beschermd. Om die reden zal de economische raadkamer volstaan met toewijzing van de vordering zoals hieronder uiteengezet.

Conclusie

De economische raadkamer is ten aanzien van de onderneming van Verdachte van oordeel dat sprake is van een zodanig klemmende situatie dat het opleggen van een voorlopige maatregel geboden is. Er is sprake van ernstige bezwaren tegen Verdachte en de belangen, die door het vermoedelijk overtreden voorschrift worden beschermd, vereisen een onmiddellijk ingrijpen. De termijn van de voorlopige maatregel zal worden bepaald op zes maanden.

De economische raadkamer beveelt dat de Verdachte met ingang van 14 februari 2024 voor de duur van zes maanden:

Ten aanzien van locatie 1

  • zich binnen 4 weken na heden zal onthouden van het houden van meer dan 500 zeugen (guste, dragende en kraamzeugen) op het adres 1 te Lieshout, hetgeen betekent dat hij het boventallige aantal zeugen – niet zijnde de dragende zeugen of de kraamzeugen – moet laten afvoeren of verkopen. Om dit te bereiken zal Verdachte zich per direct moeten onthouden van het (opnieuw) (laten) verrichten van handelingen die kunnen leiden tot inseminatie van varkens en/of het werpen van biggen totdat het boventallige aantal zeugen (niet dragend of kramend) zal zijn afgevoerd of verkocht;

  • zich zal onthouden van het houden van varkens op het adres 1, anders dan zeugen, biggen en/of gespeende varkens;

Ten aanzien van locatie 2

  • zich binnen 4 weken na heden en vervolgens continu zal onthouden van het houden van meer dan 2000 vleesvarkens op het adres 2, hetgeen betekent dat hij het boventallige aantal vleesvarkens moet laten afvoeren of verkopen;

  • zich zal onthouden van het houden van varkens op het adres 2, anders dan vleesvarkens;

Ten aanzien van beide locaties

  • zich zal onthouden van het (opnieuw)(laten) aanvoeren van varkens vanuit externe bedrijven naar het adres 1 en/of 2.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^