Hof Arnhem-Leeuwarden vernietigt navorderingsaanslag vanwege bewijsuitsluiting

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in een einduitspraak een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen vernietigd, omdat het door de inspecteur aangedragen bewijs moet worden uitgesloten vanwege onrechtmatigheden bij de start van het woonplaatsonderzoek. Een belangrijk onderdeel van de uitspraak is de verhouding van het recht van de inspecteur om bepaalde gegevens geheim te houden (nadat de rechter heeft bepaald dat deze gegevens in de procedure moeten worden gebracht) enerzijds, en het recht op een eerlijk proces en de plicht van de rechter een uitspraak te voorzien van een deugdelijke motivering anderzijds.

Achtergrond

Op basis van de uitkomsten van een onderzoek naar de woonplaats van belanghebbende, had de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende in Nederland woonde en aan hem een navorderingsaanslag opgelegd. Een cruciale vraag in deze zaak was wat de aanleiding voor het woonplaatsonderzoek was en of de inspecteur daarbij zijn wettelijke bevoegdheden te buiten was gegaan. Wat de zaak extra compliceerde was het gegeven dat de inspecteur volhardde in zijn standpunt dat belanghebbende bepaalde stukken niet mocht inzien en dat de identiteit van bepaalde personen niet mocht worden geopenbaard, ook al had het gerechtshof daar in een tussenuitspraak anders over geoordeeld. Daarnaast had de inspecteur het gerechtshof dringend verzocht geen (verdere) details over de aanleiding van het woonplaatsonderzoek bekend te maken. 

Belanghebbende vond dat hij door de hele gang van zaken zozeer was beperkt in zijn mogelijkheden de rechtmatigheid van het woonplaatsonderzoek te toetsen, dat naar zijn mening geen sprake meer was van een eerlijk proces zodat de navorderingsaanslag vernietigd moest worden.

Beslissing

Het gerechtshof heeft de aanslag vernietigd, omdat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende in Nederland woonde. De door de inspecteur aangedragen resultaten en bevindingen uit het woonplaatsonderzoek kunnen volgens het gerechtshof niet tot bewijs dienen, omdat ervan uit moet worden gegaan dat de aanleiding voor het woonplaatsonderzoek onrechtmatig was. Omdat de inspecteur verder niet aannemelijk heeft gemaakt dat het woonplaatsonderzoek ook zou zijn gestart zonder die onrechtmatige aanleiding, moeten ook alle resultaten en bevindingen die uit dit woonplaatsonderzoek zijn voortgevloeid worden uitgesloten van bewijs. 

Het Hof heeft in de hele gang van zaken tijdens de procedure daarnaast aanleiding gezien de inspecteur te veroordelen in de werkelijke proceskosten.

Uitspraken

Print Friendly and PDF ^