Oordeel over rechtmatigheid van inzet en betrouwbaarheid van criminele burgerinfiltrant

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 12 juli 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4643

In deze strafzaak wordt de verdachte beschuldigd van mishandeling. Tijdens een ruzie heeft de verdachte een vrouw meerdere keren fysiek aangevallen. De vrouw heeft letsel opgelopen door het geweld. Het incident vond plaats in een privéomgeving, waarbij er verschillende getuigen aanwezig waren. De verdachte heeft gedeeltelijk erkend dat er fysiek contact was, maar ontkent dat hij handelde met de intentie om haar te mishandelen.

Tenlastelegging

De verdachte wordt ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van de vrouw, waarbij hij haar heeft geslagen en/of gestompt. De aanklacht gaat uit van meerdere geweldshandelingen die hebben geleid tot lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Daarnaast wordt gesteld dat de verdachte handelde met voorbedachten rade en opzettelijk geweld heeft gebruikt.

Standpunt van het openbaar ministerie

Het openbaar ministerie stelt dat de mishandeling bewezen kan worden geacht op basis van de getuigenverklaringen en het letsel van het slachtoffer. Er wordt aangevoerd dat de verdachte doelbewust heeft gehandeld en met voldoende kracht geweld heeft toegepast, gezien de aard van de verwondingen. Gelet op de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer, eist het openbaar ministerie een gevangenisstraf voor de verdachte, om een krachtig signaal af te geven dat dergelijk gedrag onacceptabel is.

Verweren van de verdediging

De verdediging voert verschillende verweren aan. Een belangrijk verweer betreft de stelling dat de verdachte uit zelfverdediging handelde. De verdediging stelt dat er sprake was van een wederrechtelijke aanval door het slachtoffer, waardoor de verdachte geen andere keus had dan zich fysiek te verdedigen. Daarnaast worden de getuigenverklaringen in twijfel getrokken. De verdediging wijst erop dat de getuigen mogelijk emotioneel betrokken waren en daardoor niet objectief konden waarnemen wat er precies gebeurde. Ook wordt betoogd dat de tenlastelegging niet voldoende specifiek is, waardoor de verdachte niet precies wist welke handelingen hem ten laste werden gelegd.

Oordeel van het gerecht

Het hof oordeelt dat er geen sprake is van zelfverdediging. De verklaringen van zowel het slachtoffer als de getuigen maken aannemelijk dat de verdachte de eerste agressieve handelingen heeft verricht. Er is geen bewijs geleverd voor de stelling dat de verdachte zichzelf moest verdedigen tegen een aanval. Verder acht het hof de getuigenverklaringen betrouwbaar. De verklaringen zijn consistent en worden ondersteund door het medische bewijs van het letsel bij het slachtoffer. Het hof verwerpt het verweer dat de tenlastelegging onduidelijk zou zijn. De feiten zijn volgens het hof voldoende specifiek beschreven, en de verdachte had voldoende informatie om zich tegen de beschuldigingen te verdedigen.

Inzet van criminele burgerinfiltrant (CBI)

Een belangrijk onderdeel van de zaak is de inzet van een criminele burgerinfiltrant (CBI). De verdediging betoogt dat de inzet van de CBI onrechtmatig was en dat zijn verklaringen niet betrouwbaar zijn. Het hof beoordeelt deze verweren aan de hand van het Tallon-criterium, dat voorschrijft dat opsporingsambtenaren alleen mogen faciliteren en niet actief strafbare feiten mogen uitlokken. Het hof concludeert dat er geen sprake is van uitlokking door de CBI en dat de infiltrant niet actief heeft bijgedragen aan het plegen van het strafbare feit. De inzet van de CBI wordt derhalve rechtmatig geacht. Daarnaast oordeelt het hof dat de verklaringen van de CBI betrouwbaar zijn, omdat deze worden ondersteund door ander bewijs in het dossier.

Tallon-criterium en andere vormverzuimen

Het Tallon-criterium speelt een centrale rol in de beoordeling van de rechtmatigheid van de inzet van de CBI. Dit criterium bepaalt dat de verdachte niet mag worden uitgelokt tot het plegen van een misdrijf dat hij anders niet zou hebben gepleegd. Het hof stelt vast dat de verdachte reeds van plan was om het strafbare feit te plegen en dat de CBI slechts een faciliterende rol heeft gehad. Er is geen sprake van een schending van het Tallon-criterium. Het hof onderzoekt ook andere mogelijke vormverzuimen, zoals schendingen van de regels omtrent de inzet van bijzondere opsporingsmethoden. Het hof concludeert dat er geen sprake is van ernstige vormverzuimen die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie of bewijsuitsluiting.

Bewezenverklaring

Het hof acht bewezen dat de verdachte het slachtoffer heeft mishandeld zoals ten laste gelegd. De verklaringen van de getuigen, ondersteund door het medische bewijs van het letsel, vormen voldoende overtuigend bewijs dat de verdachte het slachtoffer opzettelijk heeft geslagen en gestompt. Het verweer van de verdachte dat hij handelde uit zelfverdediging wordt verworpen. Ook de overige verweren, zoals de betrouwbaarheid van de getuigen en de duidelijkheid van de tenlastelegging, worden door het hof afgewezen.

Strafoplegging

Bij de strafoplegging houdt het hof rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat hij eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Gelet op de impact van het geweld op het slachtoffer en de ernst van het letsel, acht het hof een taakstraf van 80 uur passend. Daarnaast legt het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op, als waarschuwing voor de verdachte om in de toekomst geen strafbare feiten meer te plegen. Dit voorwaardelijke deel van de straf moet dienen als een extra prikkel om herhaling te voorkomen.

Conclusie

Het hof oordeelt dat de mishandeling van het slachtoffer door de verdachte bewezen is. De verweren van de verdediging, waaronder de stelling van zelfverdediging en de inzet van de criminele burgerinfiltrant, worden verworpen. De inzet van de CBI is rechtmatig en voldoet aan het Tallon-criterium. De verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken.

Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige beoordeling van de inzet van bijzondere opsporingsmethoden zoals een CBI, en het juiste gebruik van strafrechtelijke criteria zoals het Tallon-criterium. Het hof weegt zorgvuldig de belangen van de verdachte en het slachtoffer af, waarbij de ernst van het geweld zwaar meeweegt in de strafoplegging. De zaak biedt daarnaast inzicht in de balans tussen het faciliteren van opsporingsmethoden en het voorkomen van uitlokking, en de rechtsbescherming van verdachten binnen dat kader.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^