Vrijspraak medeplegen woninginbraak: Verdachtes bijdrage was onvoldoende substantieel om hem als medepleger aan te merken

Gerechtshof Amsterdam 25 november 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4884 Aan de verdachte is primair tenlastegelegd dat hij zich tezamen en in vereniging met een ander of anderen (dus als medepleger), heeft schuldig gemaakt aan een woninginbraak.

Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Zoals de Hoge Raad in het arrest van 2 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3474) uiteengezet heeft, is die kwalificatie slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is; het moet gaan om een wezenlijke bijdrage.

Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte stelt het hof vast dat de verdachte de persoon is geweest die op 20 februari 2014 tijdens de inbraak in de woning van de aangever B.L. op de openbare weg in de directe nabijheid van een Volkswagen Golf (met kenteken ) stond. Het hof leidt dit af uit de verklaring van de getuige S.A. van 20 februari 2014 in combinatie met het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten 1 , 2 en 3 van 20 februari 2014 (pagina 19). De getuige S.A. is op 31 juli 2014 nogmaals door de politie verhoord. Zij heeft toen verklaard dat - kort gezegd - een man voor de poort en de schutting stond, op het trottoir, en dat hij heen en weer de straat in keek. Ook heeft zij verklaard dat die man - toen de twee anderen over de schutting klommen - één van de deuren van de Volkswagen Golf heeft geopend, waarna de drie mannen in de auto zijn gestapt en zijn weggereden. Verder is gebleken dat er uit de woning twee laptops zijn ontvreemd. De verdachte is aangehouden, terwijl hij rechts achterin de Volkswagen Golf was gezeten. Op dat moment bleek voor de bijrijdersstoel een laptoptas te liggen met daarin een van de laptops. De tweede laptop lag op de vloer half onder/achter de bestuurdersstoel.

Op grond van het voorgaande is aannemelijk dat de verdachte niet een van de personen is geweest die in de woning is geweest en daar goederen heeft weggenomen. Hij kan dan ook niet als ‘pleger’ van de woninginbraak worden gezien. Verder plegen de zo-even beschreven gedragingen van de verdachte naar het oordeel van het hof in de regel in verband te worden gebracht met medeplichtigheid. Nu onbekend is of en in hoeverre de verdachte betrokken is geweest bij het beramen van de woninginbraak, is het hof van oordeel dat de bijdrage van de verdachte aan het misdrijf onvoldoende substantieel is om hem als medepleger aan te merken.

Subsidiair is aan de verdachte ten laste gelegd de heling van voornoemde gestolen laptops en laptoptas met toebehoren. De enkele aanwezigheid van voornoemde, door anderen, gestolen goederen in de auto waarin ook de verdachte zich bevond, acht het hof onvoldoende voor de vaststelling dat de verdachte een zodanige feitelijke zeggenschap over die goederen had, dat hij die goederen voorhanden had in de zin van artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht (HR 3 april 2007, ECL:NL:HR:2007:AZ8349).

Dit brengt mee dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

 

Print Friendly and PDF ^