Verdachte heeft belastingdienst opgelicht door ten onrechte huurtoeslagen aan te vragen. Uit e-mailberichten blijkt dat verdachte vermogenscomponenten uit zicht van fiscus wilde houden.

Rechtbank Rotterdam 19 november 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:8487 De verdachte heeft een bedrijf gehad waarin hij enerzijds kamers en anderzijds postadressen verhuurde. Op die postadressen konden mensen die een GBA-adres nodig hadden maar geen behoefte hadden aan een bijbehorende woonruimte zich inschrijven. De verdachte heeft voor een aantal personen aanvraagformulieren voor huurtoeslag ingevuld en bij de belastingdienst ingediend. Blijkens de verschillende tenlasteleggingen heeft hij dat gedaan in verschillende perioden. De eerste periode is gelegen tussen 30 juni 2006 en 23 januari 2010 en betreft de zaak verdachte I. De tweede periode is gelegen tussen 13 januari 2011 en 5 februari 2013 en betreft de zaak verdachte II.

Onder de parketnummers 11/993000-10 (verdachte I/Dordtse zaak) en 10/996650-13 (verdachte II/Rotterdamse zaak) is aan de verdachte over twee verschillende perioden steeds een drietal verwijten gemaakt. Kort gezegd komen deze verwijten in beide zaken er onder 1. op neer dat hij de fiscus heeft opgelicht door huur- en zorgtoeslagen aan te vragen op naam van personen, terwijl hij wist dat die personen geen recht hadden op die toeslagen, onder 2. dat hij de desbetreffende aanvraagformulieren en andere documenten valselijk heeft opgemaakt en onder 3. dat hij het daarmee verdiende geld heeft witgewassen.

Vrijspraken

De rechtbank spreekt vrij:

  • in de zaak verdachte I onder feit 1 en feit 3 van de concrete bedragen (tot een totaal van €298.150,-) en wat betreft de zaak verdachte II onder feit 1 en feit 3 van de concrete bedragen €127.494,- subsidiair 119.028,-;
  • in beide zaken onder feit 1 en feit 2 van al die onderdelen die betrekking hebben op het valselijk aanvragen van zorgtoeslagen;
  • in beide zaken onder feit 2 van het vervalsen van de handtekeningen;

aangezien deze onderdelen van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend zijn bewezen. De officier van justitie heeft tot vrijspraak van deze onderdelen gerekwireerd en de raadsman heeft dat, naar de rechtbank begrijpt: subsidiair, bepleit. Daarom zal de rechtbank deze deelvrijspraken niet verder motiveren.

Feit 1 en 2: Oplichting en valsheid in geschrifte

verdachte I

Verdachte heeft, als onderdeel van zijn bedrijfsvoering, tussen juni 2006 en januari 2010 ten minste 117 keer huurtoeslag aangevraagd voor personen die waren ingeschreven op een adres waar hij woningen (kamers) verhuurde. Daarbij heeft hij geen onderscheid gemaakt tussen personen die daar daadwerkelijk woonden of zij die daar slechts een postadres hadden. Hij heeft de huurtoeslag laten uitbetalen op een door hem beheerde bankrekening. Hij heeft geweten dat de personen op wiens of wier naam hij de aanvragen deed, geen recht hadden op die huurtoeslag, hetzij omdat de desbetreffende kamer een onzelfstandige woning was, hetzij omdat die personen daar niet woonden.

verdachte II

Verdachte heeft, als onderdeel van zijn bedrijfsvoering, tussen 13 januari 2011 en 5 februari 2013 27 keer huurtoeslag aangevraagd voor personen die waren ingeschreven op een adres waar hij woningen verhuurde. Hij heeft de huurtoeslag telkens laten uitbetalen op een door hem beheerde bankrekening. Hij heeft geweten dat de personen op wiens of wier naam hij de aanvragen deed, geen recht hadden op die huurtoeslag, hetzij omdat de desbetreffende woningen, onzelfstandige woningen waren, hetzij omdat de desbetreffende personen daar niet woonden.

Feit 3: Witwassen

De verdachte heeft in zowel de zaak verdachte I als in de zaak verdachte II geldbedragen (huurtoeslagen) die afkomstig zijn van de bewezenverklaarde misdrijven onder 1 en onder 2 gedurende de ten laste gelegde periode verworven, voorhanden gehad en, naar eigen zeggen, gebruikt voor de bedrijfsvoering. Dit geld is niet meer te traceren. Daarnaast acht de rechtbank bewezen dat althans een deel van uitbetaalde huurtoeslagen in de periode tussen juli 2009 en januari 2010 via een op Cyprus gevestigde bank naar een bankrekening in Luxemburg is overgeboekt. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.

In de zaak verdachte I is bekend geworden dat toeslagen onder meer zijn uitbetaald op rekeningen ten name van bedrijf 2. In de zaak verdachte II is duidelijk geworden dat toeslagen ook in de periode waarop de zaak verdachte I ziet, werden uitbetaald op een rekening van bedrijf 3 (opgericht in april 2009). Beide bedrijven zijn eigendom van bedrijf 4 Limited.

De verdachte ontkent dat hij de uiteindelijke economisch gerechtigde (ook wel UBO genoemd) is tot de aandelen in bedrijf 4 (en daarmee ook in bedrijf 2 en bedrijf 3), maar dat verweer slaagt niet. Dit volgt uit het volgende:

  • bedrijf 4 hield/houdt een bankrekening bij de bank 2. Deze bank heeft op 26 juli 2013 verklaard dat de aandelen in bedrijf 4 tot 10 augustus 2011 werden gehouden door bedrijf 5 (hierna: bedrijf 5) en daarna door bedrijf 6 (hierna: bedrijf 5).
  • De verdachte is de uiteindelijk economisch gerechtigde van bedrijf 5 , zo blijkt uit de door hem ondertekende service agreement met bedrijf 7 (bedrijf 7), waarin hij als zodanig is aangeduid.
  • bedrijf 7 heeft in een verklaring d.d. 15 augustus 2011 bevestigd dat de verdachte de uiteindelijke economisch gerechtigde in bedrijf 4 was.

Aangenomen moet worden dat de aandelen in bedrijf 4 werden gehouden door bedrijf 5 , dat de aandelen in bedrijf 5 werden gehouden in opdracht en voor rekening van de verdachte en dat de rol van bedrijf 5 later, buiten de ten laste gelegde periode in de zaak verdachte I, is overgenomen door bedrijf 7. De verdachte heeft geen andere logische verklaring gegeven.

Uit de in beslag genomen administratie en de computer van de verdachte uit het onderzoek in de zaak verdachte I is gebleken dat de verdachte in diverse e-mailberichten heeft laten weten dat hij niets (lees vermogen) op zijn eigen naam wil hebben staan in verband met het eventueel afpakken daarvan en dat hij vermogenscomponenten uit het zicht van de fiscus wil houden (F-D-005).

Vast staat dat de verdachte tussen juli 2009 en januari 2010 met behulp van de bankrekeningen ten name van bedrijf 3 , bedrijf 4 en bedrijf 5 via banken op Cyprus en te Luxemburg diverse geldbedragen heeft overgeboekt. Dit geld is van misdrijf afkomstig. Immers, de verhorende ambtenaren van de FIOD/ECD houden de verdachte op 16 juli 2010 voor dat uit onderzoek is gebleken dat op 14 september 2009 €13.999,- is overgeboekt van de rekening rekeningnummer 1 naar de rekening rekeningnummer 2 ten name van bedrijf 3 bedrijf 3. Eerst genoemde rekening staat op naam van de moeder van de verdachte en is bij de verdachte in beheer. Op die rekening zijn tussen 2006 en 2010 en dus mogelijk deels buiten de bewezenverklaarde periode, huurtoeslagen gestort ten bedrage van €9.747,-; €13.990,-; €1.631,- en €11.618,-. Het kan dus niet anders of het geld dat de verdachte van de rekening rekeningnummer 1 heeft overgeboekt naar de rekening van bedrijf 3 is in elk geval deels/middellijk afkomstig van misdrijven.

Bewezenverklaring

Parketnummer 11/993000-10

  1. oplichting, meermalen gepleegd;
  2. valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
  3. primair. gewoonte witwassen.

Parketnummer 10/996650-13

  1. oplichting, meermalen gepleegd;
  2. valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
  3. gewoonte witwassen.

Strafoplegging

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^