Uitgebreide overweging witwasvermoeden

Rechtbank Noord-Holland 19 april 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:3900

Aan de rechtbank ligt ter beoordeling voor of de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen. De rechtbank stelt daarbij voorop dat voor een veroordeling voor witwassen zoals neergelegd in artikel 420bis, eerste lid, onder a en b, van het Wetboek van Strafrecht dient te worden bewezen dat het tenlastegelegde geldbedrag uit enig misdrijf (gronddelict) afkomstig is. Het is voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf' niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het tenlastegelegde geldbedrag afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het tenlastegelegde geldbedrag en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Vrijspraak voor passieve (ambtelijke) omkoping behandelaar tbs-kliniek

Rechtbank Rotterdam 12 april 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:3476

Het dossier bevat aanwijzingen dat de verdachte en de medeverdachte een intieme relatie met elkaar hebben willen aangaan. Ook acht de rechtbank bewezen dat de verdachte een telefoon de kliniek heeft binnengebracht. Daarmee hebben de verdachte en de medeverdachte tegen de regels van de instelling in gehandeld. Voor de verdachte geldt dat zij als behandelaar van de instelling een niet-professionele houding heeft aangenomen. Anders dan de officier van justitie beoordeelt de rechtbank deze uitingen door de medeverdachte echter niet als giften waarmee de medeverdachte het oogmerk had de verdachte te willen omkopen. Ook de in de brief van de medeverdachte aan de verdachte genoemde vergoeding voor gemaakte onkosten wordt niet als gift beschouwd.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Vrijspraak oplichting Gemeente Utrecht

Rechtbank Midden-Nederland 4 april 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:2039

Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat het bedrijf van verdachte van de gemeente cursussen mocht aanbieden die door de afnemers betaald konden worden met de U-pas. De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen welke regels en afspraken er tussen (het bedrijf van) verdachte en de gemeente zijn gemaakt met betrekking tot het aanbieden van cursussen en bovendien is niet gebleken dat verdachte deze afspraken heeft geschonden, laat staan dat dit zou zijn gebeurd met het oogmerk zich wederrechtelijk te bevoordelen zoals voor oplichting is vereist.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Hoge rekening-courant leidt tot veroordeling voor faillissementsfraude

Rechtbank Amsterdam 14 maart 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:1437

Verdachte heeft zich als bestuurder van een rechtspersoon schuldig gemaakt aan faillissementsfraude door – voor én tijdens het faillissement van Naam bedrijf – een groot geldbedrag aan de boedel van Naam bedrijf te onttrekken, waarbij verdachte dat geld heeft gebruikt voor privé doeleinden, zoals het kopen van dure merkkleding. Op het moment dat Naam bedrijf in staat van faillissement werd verklaard, was er daardoor minder geld in de boedel aanwezig om onder de schuldeisers te verdelen. Schuldeisers kunnen hierdoor in de problemen komen met het betalen van hun eigen rekeningen en zelf eventueel ook failliet gaan. Ook zijn er schuldeisers geconfronteerd met onvoltooide bouwprojecten waarvoor zij wel hebben betaald. Verder heeft verdachte ook niet voldaan aan zijn inlichtingenplicht ten opzichte van de curator door melding van het ontvangen restantbedrag van een factuur van Naam bedrijf op zijn privé rekening achterwege te laten.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Vrijspraak voor faillissementsfraude: wisselende, ongeloofwaardige en onaannemelijke verklaring leidt nog niet tot conclusie dat is onttrokken aan de boedel

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 9 april 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2305

Weliswaar heeft verdachte bij de politie en op de zitting op een aantal punten wisselend, ongeloofwaardig en onaannemelijk verklaard over de herkomst van de kaarten, de persoon naam en verdachte’s rol bij B.V. 1, maar dat kan er naar het oordeel van de rechtbank niet toe leiden dat dus bewezen kan worden verklaard dat het verdachte was die de kaarten aan het faillissement van B.V. 1 heeft onttrokken.

Read More
Print Friendly and PDF ^