Veroordeling tot werkstraf voor bedrieglijke bankbreuk
/Rechtbank Gelderland 22 oktober 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:8302
Verdachte heeft als directeur/grootaandeelhouder van een besloten vennootschap geld onttrokken aan de vennootschappelijke boedel door tussen 20 juni 2013 en 28 juni 2013 – enkele dagen na inbeslagname van de administratie van de vennootschap door de FIOD – onverplicht en zonder rechtsgrond een bedrag van EUR 26.000 in contanten op te nemen van een rekening van de vennootschap.
In en door de vennootschap werden op dat moment geen activiteiten meer ontplooid. Wel waren er nog lopende financiële verplichtingen. Als gevolg van de onttrekkingen beschikte de vennootschap niet langer over liquide middelen om deze lopende verplichtingen te kunnen (blijven) voldoen. Daarmee heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de vennootschap failliet zou gaan – hetgeen in november van 2013 ook daadwerkelijk is gebeurd – en dat schuldeisers bij gebrek aan inkomsten en liquide middelen nooit betaald zouden worden en daardoor dus benadeeld zouden worden. Aldus had verdachte het opzet op die benadeling van schuldeisers en heeft hij zich schuldig gemaakt aan bedrieglijke bankbreuk.
Hoewel een gevangenisstraf zonder meer in de rede zou liggen onder meer vanwege het strafblad van verdachte en de omvang van de fraude, heeft de politierechter de man veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur. Van belang daarbij is onder meer dat de man door een gevangenisstraf zijn baan zou verliezen en daardoor geen inkomen zou hebben. Het verdienen van een inkomen is wel noodzakelijk omdat de man ook wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade die hij voor de boedel heeft veroorzaakt.
Lees hier de volledige uitspraak.