Vrijspraak valsheid in geschrifte
/Rechtbank Midden-Nederland 27 november 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:8919 De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen te verklaren. De door verdachte opgemaakte factuur is valselijk opgemaakt omdat het factuurbedrag niet strekte tot betaling voor het concept of merk “naam project”, zoals vermeld op de factuur, maar in werkelijkheid een managementvergoeding betrof.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de factuur niet valselijk is opgemaakt en dat verdachte vrijgesproken dient te worden. De betaling is bedoeld voor de levering van het concept/merk. Dit staat ook zo vermeld op de factuur en deze levering heeft ook plaatsgevonden. Dit wordt bevestigd door de verklaringen van betrokkenen, zoals opgenomen in het dossier.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, ook ter terechtzitting, heeft erkend de betreffende factuur (D-314) te hebben opgemaakt. Hij ontkent echter de valsheid hiervan; gefactureerd werd een geldbedrag ter betaling voor de levering van het merk en het concept “naam project”. Verklaringen van betrokkenen, waaronder medeverdachten, hieromtrent bieden hiervoor bevestiging. Verder kan niet aan de hand van de bewoordingen van de Aandeelhoudersovereenkomst (D-495) of anderszins worden vastgesteld dat de omschrijving op de factuur een onwaarheid betreft.
De rechtbank acht op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en zal verdachte vrijspreken van het hem ten laste gelegde.
Lees hier de volledige uitspraak.