Klokkenluiders die misstanden binnen een bedrijf in de openbaarheid brengen hebben in Nederland een weinig benijdenswaardige positie. Ze worden door werkgevers weggezet als lastpakken en blijven vaak berooid achter, omdat ze geen werk meer kunnen vinden. De tipgeldregelingen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de fiscus kunnen in financieel opzicht enige soelaas bieden, maar zodra de klokkenluider zelf ook strafbare feiten heeft gepleegd, kan hij hier geen beroep meer op doen. Een strafbare klokkenluider kan volgens de Hoge Raad alleen worden beschouwd als kroongetuige en kan formeel niet beide zijn. Aan een kroongetuige kan echter alleen strafvermindering worden aangeboden en een financiële beloning is nadrukkelijk uitgesloten. Bovendien nam de Regering in 2005 als standpunt in dat ‘criminele klokkenluiders’ altijd moeten worden vervolgd. Dat de behandeling van deze klokkenluidende kroongetuigen niet altijd strookt met het rechtsgevoel, blijkt uit de behandeling van klokkenluider Ad Bos, die een grote bouwfraude aan het licht bracht.
Dit artikel streeft ernaar de wenselijkheid van een transparante tipgeldregeling voor strafbare klokkenluiders te onderstrepen. Een voorbeeld kan worden genomen aan de Verenigde Staten, waar de klokkenluider niet meer wordt gezien als een snitch, maar juist na jarenlange ervaring onmisbaar wordt geacht bij het aan het licht brengen van misstanden die de overheid niet zelf kan opsporen. In dit artikel zullen allereerst de tot dusver bekende Nederlandse tipgeldregelingen aan bod komen. Vervolgens zal een aantal Amerikaanse tipgeldregelingen worden behandeld. Hierna volgt korte beschouwing van de literatuur over de wenselijkheid van de invoering van een tipgeldregeling en wordt er afgesloten met een conclusie waarin de wenselijkheid van een duidelijke transparante tipgeldregeling voor strafbare klokkenluiders zal worden bepleit.
Lees verder:
Dit artikel kunt u enkel raadplegen indien u bent geabonneerd op het NJB.