Vijfentwintig jaar WAHV

Op 1 september 1990 trad de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV) in werking. Eerst nog partieel – in het arrondissement Utrecht – en binnen twee jaar gold de wet voor het hele land. De wet – naar de auctor intellectualis ervan ook wel de Wet Mulder genoemd – maakte een vereenvoudigde wijze van afdoening van verkeersovertredingen mogelijk. Deze wet heeft dus juist haar vijfentwintigjarig jubileum achter de rug. Dat is de reden voor de redactie van Verkeersrecht om aan de WAHV speciale aandacht te besteden – zó speciaal, dat hieraan zowel dit maartnummer alsook het aprilnummer van het tijdschrift zijn gewijd. Lees verder:

 

Dit artikel kunt u enkel raadplegen indien u bent geabonneerd op ANWB Verkeersrecht. 

 

Print Friendly and PDF ^

'Geautomatiseerde handhaving en de sanctieopleggendeambtenaar'

Het arrest van de Hoge Raad van 16 februari 2016 is het resultaat van een beroep in cassatie in het belang der wet tegen een arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, van 22 juli 2015. Het arrest van het hof is gewezen in het kader van de beroepsprocedure van de WAHV. In deze zaak was, na de constatering dat voor een motorrijtuig de APK was verlopen, aan de kentekenhouder een administratieve sanctie opgelegd ter hoogte van € 130. De betrokkene ging tegen de oplegging van deze sanctie tevergeefs in beroep bij de officier van justitie en de kantonrechter. De beroepsprocedure bij het hof verliep voor betrokkene aanmerkelijk gunstiger. Het hof vernietigde uiteindelijk de beschikking waarbij de sanctie was opgelegd, omdat volgens het hof niet was komen vast te staan dat de sanctie door een daartoe bevoegde ambtenaar in de zin van art. 3 WAHV was opgelegd. Met dit oordeel werd de tot dan aangehouden werkwijze bij de sanctionering van APK-overtredingen op basis van registervergelijking door de RDW gediskwalificeerd. De consequentie was dat de handhavingspraktijk zou moeten worden bijgesteld, met een substantiële toename van administratieve lasten bij de RDW tot gevolg. Een en ander was voldoende reden om het arrest van het hof in het belang der wet voor te leggen aan de Hoge Raad.

Lees verder:

 

Dit artikel kunt u enkel raadplegen indien u bent geabonneerd op ANWB Verkeersrecht. 

 

 

Print Friendly and PDF ^

Geen 'aanmerkelijke schuld' Nijmegenaar voor veroorzaken verkeersongeval

Een 25-jarige man uit Nijmegen is vrijgesproken van 'aanmerkelijke schuld' aan een verkeersongeval met ernstig letsel. De man heeft op de kruising Archipelstraat en St. Annastraat in Nijmegen aan een fietsster geen voorrang verleend, terwijl hij dat wel had moeten doen. Hierdoor is de man met de fietser in aanrijding gekomen. Omdat er te veel twijfel bestaat over waar de fietsster precies vandaan kwam, wordt hij vrijgesproken van schuld in de zin van een aanmerkelijk verwijtbare gedraging. Wel veroordeelt de rechtbank de man tot een geldboete van 500 euro voor het veroorzaken van gevaar op de weg, omdat hij de fietsster voorrang had moeten verlenen.

Bron: de Rechtspraak

 

Print Friendly and PDF ^

'Bewuste roekeloosheid in het verkeersaansprakelijkheidsrecht'

In het civiele recht is een laedens slechts aansprakelijk indien door zijn onrechtmatig handelen of nalaten schade wordt veroorzaakt en dit gedrag aan hem kan worden toegerekend. Voor toerekenbaarheid is een zeer lichte vorm van schuld voldoende. Soms volstaat zelfs geobjectiveerde schuld, zonder dat er sprake is van verwijtbaarheid. Opzet of een ernstige schuldgradatie als bewuste roekeloosheid is dus niet vereist voor aansprakelijkheid. Dit laat onverlet dat zij wel een rol kunnen spelen bij de vestiging van aansprakelijkheid. Zo kan opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid van een kind dat jonger is dan 14 in het verkeer tot overmacht en aldus tot verval van aansprakelijkheid van de eigenaar van een motorrijtuig leiden en is bijvoorbeeld een arbiter of financieel toezichthouder uitsluitend aansprakelijk in geval van opzet of bewuste roekeloosheid. Opzet of bewuste roekeloosheid bij de werknemer heeft verval van aansprakelijkheid van de werkgever ten gevolge. In het verzekeringsrecht is de schadeverzekeraar ontslagen van de plicht tot dekking van de schade, indien deze is veroorzaakt door opzet of roekeloosheid van de verzekerde en in het vervoersrecht leidt opzet of bewuste roekeloosheid tot een doorbraak van aansprakelijkheid. In het civiele verkeersrecht heeft opzet of bewuste roekeloosheid vooral als eigen schuld van het verkeersslachtoffer betekenis: een succesvol beroep op dit verweer door de dader leidt tot vermindering van diens schadevergoedingsplicht.

In dit artikel wordt de stand van zaken omtrent het begrip (bewuste) roekeloosheid in het verkeersaansprakelijkheidsrecht nader onderzocht. Een belangrijke plaats is daarbij weggelegd voor het bewijs van bewuste roekeloosheid. In dat kader onderzoekt de auteur kort de strafrechtelijke benadering van het bewijs van roekeloosheid . Deze heeft in de recente rechtspraak van de Hoge Raad veel aandacht gekregen. Ofschoon het één op één vergelijken van juridische begrippen uit twee verschillende rechtsgebieden een riskante onderneming is, is een enkele signalering mogelijk en nuttig. Daarbij mag evenwel niet over het hoofd worden gezien dat roekeloosheid in het civiele verkeersrecht gedrag van het slachtoffer betreft, terwijl voor het verkeersstrafrecht uitsluitend roekeloosheid van de pleger relevant is.

Lees verder:

 

Dit artikel is enkel te raadplegen indien u bent geabonneerd op Verkeersrecht ANWB.

 

 

Meer weten over bewuste en onbewuste schuld in het straf- en bestuursrecht? Kom dan op maandag 26 oktober 2015 naar de cursus Schuld en Verwijtbaarheid in Straf- en Bestuursrecht.
Klik hier voor meer informatie of om in te schrijven.

 

 

Print Friendly and PDF ^

'De innige relatie tussen strafbaarstelling en strafmaxima in het verkeer en bij doodslag'

Aanrijdingen met dodelijke afloop worden regelmatig met grote heftigheid bejegend, denk in het verleden aan de Porschezaak of die van de Zeeuwse motorrijder in Souburg. Vrijdag 21 november 2014 ontstond een vechtpartij in een Limburgse rechtszaal over een volgens het publiek te lichte straf die was opgelegd aan de veroorzaker van een dodelijke aanrijding met drie te betreuren familieleden. Zijn die emoties verklaarbaar en kan het anders? In deze bijdrage sta ik stil bij de mogelijkheden om de strafoplegging meer in overeenstemming te brengen met het publieke verwachtingspatroon. Lees hier het volledige artikel:

 

 

Print Friendly and PDF ^