Ontwerpbesluit wijziging Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (BSSA)

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, Atsma, heeft gisteren het ontwerpbesluit aan de voorzitter van de Tweede Kamer gezonden. De Kamer krijgt de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden voorgelegd.

Achtergrond

Het beleid ten aanzien van de verwerking van grond, is er op gericht om grond daar waar mogelijk, eventueel na behandeling ervan, nuttig toe te passen. Nuttige toepassing kan in de eerste plaats na reiniging van de grond. Ingevolge het Landelijke Afvalbeheerplan 2009-2021 (LAP2) is het verwerken van grond echter ook mogelijk middels immobilisatie. Immobilisatie houdt in het vastleggen van verontreinigde onderdelen van grond. Er zijn twee vormen van immobilisatie: koude immobilisatie en thermische immobilisatie.

Ingevolge het LAP2 is koude immobilisatie van grond gelijkwaardig aan reiniging. Koude immobilisatie wordt steeds vaker toegepast en de kosten ervan zijn concurrerend met die van reiniging. Na koude immobilisatie kan de grond worden hergebruikt als bouwstof en hoeft niet meer gestort te worden.

Anders dan koude immobilisatie, wordt thermische immobilisatie vanwege de hoge kosten en het gebrek aan mogelijkheden nauwelijks toegepast. Thermische immobilisatie is in het LAP2 dan ook niet gelijkwaardig gesteld aan de techniek van reiniging.

Ten behoeve van het wettelijke vastleggen van de techniek van immobilisatie van ernstig verontreinigde grond is artikel 28a van de Wet bodembescherming (Wbb) aangepast (Stb. 2012, nr. 114). De Minister van Infrastructuur en Milieu kan er dientengevolge op sturen dat ernstig verontreinigde grond, indien geschikt, geïmmobiliseerd in plaats van gestort moet worden. In de praktijk zal dit enkel koude immobilisatie betreffen.

In het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (BSSA) is bepaald dat grond, waaronder ook als grond te kwalificeren slib van riolen, kolken of gemalen (RKG-slib), veegvuil en zeefzand wordt verstaan, niet mag worden gestort. Om te voorkomen, dat de mogelijkheden tot hergebruik van grond onbenut worden gelaten, mag alleen gestort worden als de Minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring heeft afgegeven waaruit blijkt dat de grond niet-reinigbaar is.

Nu niet alleen reiniging, maar ook immobilisatie van grond mag plaatsvinden, is in dit wijzigingsbesluit het BSSA zodanig aangepast, dat grond pas mag worden gestort als een verklaring van de minister kan worden overlegd, waaruit blijkt dat de grond zowel niet reinigbaar als niet koud-immobiliseerbaar is. Indien grond dus koud geïmmobiliseerd kan worden, mag het niet worden gestort. De minister zal in dat geval namelijk geen verklaring meer afgeven. Hiermee wordt voorkomen, dat onnodig beslag gelegd wordt op stortcapaciteit en onnodig gebruik wordt gemaakt van primaire oppervlaktedelfstoffen.

Besloten is thermische immobilisatie niet uit de uitzondering op de betreffende stortverboden van grond te halen. Zoals aangegeven, wordt door de hoge kosten thermische immobilisatie nauwelijks toegepast. Het feitelijk verbieden van het storten van grond die thermisch immobiliseerbaar is, zou onevenredige nalevingskosten met zich brengen.

In de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond 2006 zullen nadere regels worden opgenomen over de beoordeling van de koude-immobiliseerbaarheid van grond.

Bron: Rijksoverheid

 

Print Friendly and PDF ^