Bewijsuitsluiting voor afgedwongen materiaal

Een wettelijke inlichtingenverplichting en het wettelijk zwijgrecht botsen. Gaat een recht boven een verplichting of andersom? In het fiscale (straf)recht doet deze vraag zich telkens voor. Enige wettelijke regeling is er niet waardoor deze verplichting en dit recht een constante spanning oplevert. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat deze tweestrijd vaak naar voren komt in de jurisprudentie. De interpretatie van de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens blijkt veelal lastig en de woorden van de Hoge Raad blinken ook niet uit in duidelijkheid .

In het inmiddels alom bekende ’12 juli arrest’ heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een belastingplichtige aan zijn fiscale inlichtingenverplichting moet voldoen en dat de betreffende informatie ook mag worden afgedwongen. Niettemin maakt de Hoge Raad vervolgens een onderscheid tussen wilsafhankelijk materiaal en wilsonafhankelijk materiaal. Het afgedwongen wilsonafhankelijk materiaal mag eveneens voor beboetingsdoeleinden worden gebruikt, terwijl wilsafhankelijk materiaal slechts mag worden afgedwongen voor fiscale doeleinden als een rechterlijke ‘garantie’ wordt gegeven dat dit materiaal niet voor beboetingsdoeleinden wordt gebruikt. De Hoge Raad geeft vervolgens deze ‘garantie tot de deur’ en dat is het .

Deze ‘vermeende‘ garantie is in het verleden nooit gegeven. Het was dus wachten op de stroom van jurisprudentie waarin belastingplichtigen een beroep doen op het feit dat bij hen nooit een ‘garantie’ is afgegeven en dus het verbod op zelfincriminatie is geschonden. Op 23 januari 2015 is een conclusie gepubliceerd van advocaat-generaal Niessen die ingaat op deze materie.

Lees verder:

Print Friendly and PDF ^