Cameratoezicht in Nederland: Een schets van het Nederlandse cameralandschap
/Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft DSP-groep gevraagd onderzoek te doen naar cameratoezicht door de overheid. Het doel is een schets van het Nederlandse cameralandschap met aandacht voor doelen, organisatie, wet- en regelgeving, techniek en kosten. Met cameratoezicht worden bedoeld alle camera’s van publieke instanties die worden gebruikt voor toezicht, handhaving of opsporing plus alle camera’s van private partijen waarbij politie of justitie proactief betrokken zijn als samenwerkingspartner.Het onderzoek is gebaseerd op deskresearch in literatuur, aangevuld met een analyse van nieuwsberichten en interviews met een beperkt aantal experts.
Twee domeinen: camerabewaking en cameratoezicht
Een belangrijk onderscheid dat gemaakt moet worden is tussen de domeinen camerabewaking en cameratoezicht. De belangrijkste doelen van camerabewaking zijn het reageren op alarmen en het opnemen van beelden zodat na incidenten bewijsmateriaal beschikbaar is voor opsporingsdoeleinden. Met cameratoezicht worden camera’s bedoeld waarvan de beelden (ook) rechtstreeks worden bekeken om toezicht te houden of direct te kunnen reageren op incidenten. Het voorkomen van incidenten is het hoofddoel en opsporing is het secundaire doel of ‘bijvangst’. Binnen deze twee domeinen worden camera’s ingezet voor zeer veel specifieke doelen (zie paragraaf 2.2 voor een overzicht).
Inventarisatie van camera’s
Diverse publieke partijen hebben camera’s in eigendom voor diverse doelen. In dit rapport wordt specifiek ingegaan op de politie die verschillende soorten camera’s inzet: op voertuigen, kentekenplaatherkenning (ANPR), bodycams, mobiele camera-units, bewakingscamera’s voor de beveiliging van vitale objecten en personen en helikopters. Gemeenten zetten camera’s in voor handhaving van de openbare orde. Naar schatting hebben ongeveer 150 gemeenten dit soort camera’s in gebruik. Daarnaast worden de camera’s besproken van defensie (drones, mobiel toezicht veiligheid), ambulances (geweld tegen werknemers met een publieke taak) en de Belastingdienst (ANPR-apparatuur voor toezicht en controle in het verkeer).
Daarnaast zijn er veel verkeerscamera’s van diverse partijen: Rijkswaterstaat en de Nationale Databank Wegverkeersgegevens zetten ANPR-camera’s in, maar ook gemeenten, provincies en andere wegbeheerders houden toezicht met camera’s. Tot slot wordt in het inventariserende gedeelte een schets gegeven van webcams die door verschillende publieke instanties voor diverse doelen worden ingezet. Voor de volledigheid wordt ook een beknopt overzicht gegeven van de camera’s van private partijen: in het openbaar vervoer, bewakingscamera’s van bedrijven en vermogende particulieren en smartphones van burgers.
Gemeenschappelijke doelen
In principe zijn bijna alle camerabeelden bruikbaar voor een andere organisatie dan de eigenaar van de camera: elke camera kan beelden maken die relevant blijken voor opsporingsdoeleinden. Het aantal beschrijvingen van gemeenschappelijk gebruik of gedeelde doelstellingen is echter zeer beperkt. Vaak wordt samenwerking ook niet vooraf geregeld, maar vindt deze achteraf plaats naar aanleiding van incidenten. Op basis van voornamelijk de praktijkkennis van de onderzoekers is een schets gegeven van de vele varianten van samenwerking. Daarbij zijn de diverse publieke en publiek-private toezichtcentrales en alarmcentrales die als knooppunt fungeren als uitgangspunt gebruikt voor het beschrijven van samenwerking.
Samenwerking
Gemeenten die camera’s inzetten voor handhaving van de openbare orde werken bijna allemaal samen met de politie. Samenwerking met andere instanties (publiek of privaat) is zeldzamer en vindt plaats in een kwart tot een derde van de gemeenten met dit soort cameratoezicht. Het gaat dan vooral om samenwerking met het Openbaar Ministerie, stadswachten of andere gemeentelijke toezichthouders, maar ook om bedrijven, particuliere beveiliging of het openbaar vervoer. Zoals gezegd is er weinig openbare en recente informatie over dit soort samenwerking aangetroffen.
De afgelopen tien jaar zijn enkele grote publieke en publiek-private toezichtcentrales ontstaan in een aantal regio’s in Nederland. Daarbij valt op dat het gemeentelijke cameratoezicht voor handhaving van de openbare orde leidend was bij het ontwerp van de toezichtcentrales in Rotterdam, Amsterdam en Den Haag. In een aantal andere regio’s (Eindhoven, Nijmegen, Zwolle) was publiek-private samenwerking tussen politie en bedrijfsleven juist vaak de reden om een regionale toezichtcentrale op te richten. Utrecht laat een mengvorm zien: hier is een publieke centrale in een politiebureau voor gemeentelijke camera’s en een publiek-private centrale van het dienstencentrum beveiliging waar bewakingscamera’s worden bekeken. De samenwerking is in sommige gevallen geformaliseerd in een stichting of middels een convenant, zoals bij Live View, in het openbaar vervoer of tussen ondernemers en gemeenten. De centrales en de samenwerkingsvormen worden in dit rapport beschreven.
Evaluaties zijn relatief zeldzaam. De evaluaties die zijn aangetroffen in openbare bronnen hadden (bijna) allemaal betrekking op gemeentelijk cameratoezicht voor de openbare orde. Daarbij blijkt dat de informatiebronnen die worden gebruikt vaak geen eenduidig antwoord mogelijk maken op de vraag naar doelbereik en (neven)effecten. Er is een verschuiving zichtbaar van het meten van maatschappelijke effecten (outcome), naar interne resultaten (output).
De vraag hoe vaak beelden worden opgevraagd door politie en/of Openbaar Ministerie kon niet in kwantitatieve termen worden beantwoord. In de informatiesystemen van politie en OM wordt niet standaard geregistreerd of camerabeelden een rol hebben gespeeld. In evaluaties van gemeentelijk cameratoezicht wordt hier sporadisch over gerapporteerd, maar meestal in de vorm van afzonderlijke zaken of anekdotische voorbeelden.
Wet- en regelgeving
Over de wettelijke grondslagen voor cameratoezicht kan zeer moeilijk iets algemeens worden gezegd. Er is namelijk nauwelijks wetgeving waarin het woord cameratoezicht of camerabewaking voorkomt. De meest relevante wetten gaan over de verwerking van (persoons)gegevens die met camera’s worden verzameld. Er zijn bij cameratoezicht, de verwerking van persoonsgegevens en het delen van informatie bijna altijd meerdere wetten van toepassing: het gaat om de afweging tussen de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het beoogde doel. Aantasting van de privacy door cameratoezicht is alleen toegestaan als het noodzakelijk is om het beoogde doel te bereiken, zo volgt uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Grondwet. Dat betekent dat de camera proportioneel moet zijn (gaat niet verder dan nodig voor het doel) en subsidiair (minder ingrijpende middelen leveren niet het gewenste resultaat op). Er moet een legitieme grondslag bestaan voor het gebruik maken van cameratoezicht of de gegevens die daarmee verzameld worden. Soms wordt die gevonden in een expliciete wettelijke grondslag, soms in een impliciete wettelijke grondslag. Zo biedt de Politiewet 2012 een impliciete grondslag voor cameratoezicht door de politie, maar alleen als de grondrechten van burgers in geringe mate worden geraakt. Specifieke grondslagen voor cameratoezicht zijn aangetroffen in de Gemeentewet en het Wetboek van Strafvordering. Impliciete grondslagen zijn te vinden in de Algemene wet bestuursrecht, de Wegenverkeerswet 1994, de Wet werk en bijstand en de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Deze wetten gaan niet expliciet over cameratoezicht, maar geven wel een zeker kader aan om te beantwoorden onder welke voorwaarden het verzamelen van gegevens met behulp van cameratoezicht legitiem kan zijn. Verder moet het verwerken van persoonsgegevens voldoen aan de eisen in de Wet bescherming persoonsgegevens, de Wet politiegegevens of de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, afhankelijk van welke wet van toepassing is. Als er een legitieme grondslag is en aan de voorwaarden in de wetgeving voor bescherming van persoonsgegevens wordt voldaan, mag cameratoezicht worden ingezet.
Heimelijk en wederrechtelijk cameratoezicht is verboden in het Wetboek van Strafrecht, zowel in openbare ruimtes als in woningen en andere niet openbare ruimtes. Uitzonderingen bestaan voor heimelijk cameratoezicht door onder andere de politie en opsporingsinstanties (Wetboek van Strafvordering).
Een belangrijk aspect bij cameratoezicht waarbij het wettelijke kader van de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing is, is doelbinding: verwerking is alleen toegestaan als de opgenomen beelden worden gebruikt voor doelen die legitiem zijn én in logisch en direct verband staan met het originele doel waarvoor de gegevens verzameld worden. In de meeste gevallen zullen partijen die camerabeelden willen uitwisselen vooraf afspraken moeten maken over het doel waarvoor en de voorwaarden waaronder beelden zullen worden verzameld en uitgewisseld, en die afspraken moeten dan voldoen aan de eisen van de Wbp of de Wpg.
Lees verder: