Civiel schadeverhaal via het strafproces: voegingspraktijk anno 2016
/Daargelaten dat niet ieder slachtoffer schadeloosstelling wenst voor het wegens het overkomen strafbare feit geleden nadeel, is uit eerder onderzoek bekend dat schadevergoeding voor nadeel naar aanleiding van een overkomen misdrijf in de regel op prijs wordt gesteld. Dat gegeven vindt een weerklank in het justitiële slachtofferbeleid. Daarin heeft de overheid zich (onder andere) ten doel gesteld de mogelijkheden tot schadeverhaal voor slachtoffers te verbeteren. Het streven is te komen tot een vereenvoudiging van procedures zodat het voor slachtoffers gemakkelijker wordt hun schade te verhalen; uitgangspunt is dat ‘de dader betaalt’. De aandacht gaat daarbij met name uit naar het strafrechtelijk traject en mogelijke verbeteringen daarbinnen. Daarmee is niet gezegd dat het civielrechtelijke traject niet in beeld zou zijn als mogelijke route voor civiel verhaal. Integendeel, ook te dien aanzien zijn geluiden hoorbaar. Verkenningen leren echter dat benadeelden de strafrechtelijke route vooralsnog verkiezen boven die van het civiele recht.
Het huidige slachtofferbeleid bouwt voort op de beleidslijn die is ingezet halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw. Sinds die tijd heeft met de invoering van de Wet Terwee een gestage uitbouw plaatsgevonden van de positie van de benadeelde partij, onder andere via een verruiming van het ontvankelijkheidscriterium ex artikel 361 lid 3 Sv in 2010. Of een vordering van de benadeelde partij ontvankelijk is wordt sindsdien beoordeeld naar de maatstaf van de onevenredige belasting voor het strafgeding (artikel 361 lid 3 Sv). Het Openbaar Ministerie oriënteert zich bij het opstellen van het advies ter zake van de ontvankelijkheid van de vordering benadeelde partij op hetzelfde criterium.
In dit onderzoek is de voegingspraktijk anno 2016 verkend. Doel van het onderzoek was te bezien hoe het civiele schadeverhaal via het strafproces tegenwoordig verloopt, en welke beletselen zich te dezen voordoen.
Dit onderzoek is bedoeld om ten eerste na te gaan wat de huidige praktijk m.b.t. het voegen is. Onder meer is herhaling van een deel van het onderzoek van aan de orde. Het is daarbij de bedoeling de zaken die (gedeeltelijk) niet ontvankelijk worden verklaard nader te onderzoeken: wat zijn dat voor zaken? Horen die inderdaad bij de civiele rechter thuis of is een oplossing te bedenken waardoor zij toch in de strafprocedure kunnen worden afgedaan?
Lees verder: