Column: Keeping up appearances
/Door mr. A.A. Feenstra & mr. drs. A.D.M. Roerink(Hertoghs advocaten-belastingkundigen)
Keeping up appearences, u kent deze komische tv-serie vast nog wel. Deze bekende Britse serie draait om het leven van Hyacinth Bucket. De eenvoudige Hyacinth doet zich graag voor als gedistingeerde dame van stand. Ze gaat prat op haar ‘dure serviezen’ en ‘executive style candlelight dinners’. Maar meest bekend is toch wel het moment dat mevrouw Bucket de telefoon op neemt met: "The Bouquet-residence, the lady of the house speaking". Allemaal schone schijn.
Schone schijn was ook de eerste gedachte die bij ons op kwam na lezing van het arrest van de Hoge Raad van 12 juli jl.[1] Het arrest behelst de uitspraak van de Hoge Raad naar aanleiding van een kort geding van de Staat tegen een belastingplichtige met een vordering tot het verstrekken van inlichtingen en gegevens ex artikel 47 Algemene Wet inzake Rijksbelastingen. Door fiscalisten werd reikhalzend uitgekeken naar deze uitspraak. Zou de Hoge Raad dan toch eindelijk ruim baan geven aan het nemo teneturbeginsel en een streep zetten onder de pressiemiddelen, die de fiscus kan uitoefenen om informatie te vergaren?
Niets blijkt minder waar. De Hoge Raad oordeelt dat een belastingplichtige in een civielrechtelijk kort geding onder last van een dwangsom mag worden veroordeeld alle inlichtingen en gegevens te verschaffen die van belang zijn voor een juiste belastingheffing, onder één voorwaarde. Het materiaal dat afhankelijk van de wil bestaat, mag niet worden gebruikt voor beboeting of strafrechtelijke vervolging van de betreffende belastingplichtige. Bij gebreke van een wettelijke regeling op dit punt, dient voormelde voorwaarde expliciet in het dictum van het kort gedingvonnis te worden opgenomen. Mocht het wilsafhankelijk materiaal toch gebruikt worden voor beboetings- of vervolgingsdoeleinden, dan is het aan de fiscale rechter of strafrechter om te bepalen welke gevolgen daaraan dienen te worden verbonden.
Overigens oordeelt de Hoge Raad dat in latere jurisprudentie van het EHRM (lees: Chambaz, toevoeging AF/DR) niet op de Saunders-jurisprudentie is teruggekomen. Die enkele zin doet ons inziens geen recht aan de uitvoerige discussie, die sinds het Chambaz-arrest is gevoerd over de reikwijdte van het nemo teneturbeginsel. Er zijn immers vele (en niet de minste) medestanders, die met ons betogen dat de categorie wilsafhankelijk materiaal omvangrijker is dan de mondelinge of schriftelijke verklaring van een belastingplichtige. Het materiaal, waarvoor een wilsbesluit van een belastingplichtige noodzakelijk is, voldoet eveneens aan de kwalificatie wilsafhankelijk. In 2008 oordeelde de Hoge Raad echter al dat enige actieve participatie van de belastingplichtige, zoals het toezenden van stukken aan de inspecteur, mag worden verwacht.[2] Of daaronder het actief opvragen of laten reproduceren van bankafschriften van een buitenlandse bank moet worden verstaan, is ons inziens nog steeds de vraag, maar is mogelijk door de Hoge Raad met de enkele zin dat de Saunders-jurisprudentie niet achterhaald is met een simpel ‘ja’ beantwoordt.
Keeping up appearences, dat gaat het worden in de fiscale procespraktijk: de inspecteur vordert informatie, de belastingplichtige voldoet (vooralsnog) niet, de inspecteur legt een informatiebeschikking op, de belastingplichtige voldoet (vooralsnog) niet, de inspecteur gaat procederen (kort geding en/of informatiebeschikking) en tenslotte stelt de rechter een waarborg. (pas) Als deze zwanendans is afgerond, kan weer worden overgegaan tot de orde van de dag.
Wat zijn de belastingplichtigen opgeschoten met dit arrest van de Hoge Raad? Het zou interessant zijn als wij ervan uit mogen gaan dat de Hoge Raad ‘om’ is gegaan als het gaat om vormverzuimen in het vooronderzoek gepleegd door de Belastingdienst en andere toezichthouders. Eerder oordeelde de Hoge Raad dat onrechtmatig handelen van de fiscus niet aan het Openbaar Ministerie kan worden toegerekend.[3] Bovendien wenst de Hoge Raad de term ‘voorbereidend onderzoek’ beperkt te interpreteren.[4] In het arrest van 12 juli stelt de Hoge Raad evenwel dat de belastingrechter of de strafrechter dient te bepalen welk gevolg aan het gebruik van het bewijs voor beboeting of strafvervolging moet worden verbonden. Gelet op de formulering lijkt dit geen ‘kan’-bepaling, maar een verplichting van de rechter om een gevolg te verbinden aan de schending van artikel 6 EVRM.