Column: Terughoudendheid is geboden bij berichtgeving in de media over lopende strafzaken – ook door 'onafhankelijke' deskundigen
/Door Monique van der Linden (Stibbe)
Strafzaken halen steeds vaker de media. Ook die zaken die pas net in onderzoek zijn genomen en nog niet aan een rechter zijn voorgelegd. Zonder twijfel zal dit samenhangen met het feit dat opsporingsinstanties steeds vaker (pro)actief de publiciteit zoeken.
Publicatiebeleid OM
Niet alleen na afloop van een openbare strafzitting wordt de publiciteit gezocht, maar veelvuldig ook reeds in de periode daarvoor gedurende het strafrechtelijk onderzoek of in het geval een zaak bijvoorbeeld buitengerechtelijk wordt afgedaan in de vorm van een transactie. Uit de Aanwijzing voorlichting opsporing en vervolging volgt dat OM en politie een "actief en alert communicatiebeleid" hanteren. In de praktijk is dit ook goed zichtbaar. Het OM en de politie – en zo ook de Fiod – melden veelvuldig op hun website welke onderzoeken zij doen en of in het kader van dat onderzoek verdachten zijn aangehouden dan wel doorzoekingen zijn verricht. Hoewel de exacte namen van de verdachten meestal niet genoemd worden, is de informatie die in het persbericht wel gegeven wordt in ieder geval voor ingewijden vaak al voldoende om exact te weten over wie het gaat. Daarbij komt dat journalisten vaak ook wel weten te achterhalen om wie of om welk bedrijf het gaat en dan is het zonder twijfel gedaan met de anonimiteit. Het gevaar dat hier in schuilt, is dat aan personen en ondernemingen in een zeer vroeg stadium reeds schade wordt toegebracht aan hun reputatie, terwijl op dat moment nog geenszins vaststaat dat er ook daadwerkelijk sprake is van strafbaar handelen. Verstrekkende gevolgen dus, terwijl het onderzoek nog niet eens in volle gang is, laat staan dat er enig zicht is op (voorlopige) bevindingen. Gezien deze onzekerheid ten aanzien van de afloop van de zaak is terughoudendheid geboden, te meer nu het bijna onmogelijk is een eenmaal beschadigde naam te zuiveren.
Ook in het geval van een transactie hanteert het OM een actief communicatiebeleid. Waar een van de argumenten om een buitengerechtelijke afdoening te verkiezen boven een openbare strafzitting eerst nog was het voorkomen dat de zaak breed in de media wordt uitgemeten, is dit in het huidige klimaat vaak geen relevante factor meer. Uit de Aanwijzing hoge transacties en bijzondere transacties blijkt immers dat het OM een persbericht in beginsel noodzakelijk acht, in het geval wordt besloten tot een "hoge" transactie van boven de € 50.000. Daarnaast wordt in beginsel een persbericht uitgebracht in het geval van een bijzondere transactie, waarbij afdoening van de zaak met een transactie op voorhand niet de meest logische mogelijkheid leek, of op onbegrip zou kunnen stuiten. Daarbij is uitgangspunt dat in ieder geval de naam van de verdachte en de strafbare feiten ten aanzien waarvan wordt getransigeerd, worden genoemd. De Aanwijzing vermeldt uitdrukkelijk dat het uitbrengen van een persbericht in beginsel aangewezen is, omdat daarmee eveneens gecompenseerd wordt voor het uitblijven van de publiciteit die een openbare strafzitting wel met zich zou brengen. Publiciteit die overigens vaak zelf door het OM gegenereerd wordt door al in een vroeg stadium over de zaak te berichten. Wanneer een dergelijk bericht uitblijft, is er in het gros van de zaken immers in de regel buitengewoon weinig publiciteit rondom de openbare strafzitting.
'Onafhankelijke' deskundigen mengen zich in het debat
Een verdere ontwikkeling is dat niet alleen opsporingsinstanties zich mengen in het publieke debat over (lopende) zaken, maar dat ook deskundigen dat meer en meer doen. Hoewel dit wellicht onschuldig lijkt – en hoewel het vanuit het perspectief van de media zelfs ook wel begrijpelijk is dat zij vragen over lopende strafzaken aan deskundigen voorleggen – bergt dit het risico in zich dat dit tot onherstelbare schade voor personen dan wel ondernemingen leidt.
In een aantal zaken hebben deskundigen zich de afgelopen tijd ongeclausuleerd uitgelaten over lopende strafzaken. Zo heeft een deskundige zijn visie in de media gedeeld met het publiek in een zaak die ging over de uitstoot van een mogelijke schadelijke stof. Het betrokken bedrijf had aangegeven dat zij inmiddels overgestapt was op een veiliger alternatief, maar in de ogen van de betreffende deskundige is deze redenering "onzinnig" en kan onmogelijk worden geclaimd dat sprake is van een goed alternatief. Op het moment dat deze deskundige zich uitliet over de zaak, was justitie kort daarvoor een strafrechtelijk onderzoek gestart. In een andere kwestie heeft een hoogleraar recent laten weten dat hij een ingediende aangifte steunt en dat de aangifte recht doet aan de schadelijkheid van het product. In weer een andere kwestie geeft een hoogleraar desgevraagd aan dat het niet gebruikelijk is dat zulke fouten worden gemaakt, zeker niet gezien de omvang en typologie van de betreffende onderneming. Steeds vaker worden ook strafrechtelijke kwalificaties niet geschuwd.
De vraag kan zich aandienen, wat hier precies problematisch aan kan zijn. Vooropgesteld kan worden dat aan 'onafhankelijke' deskundigen – meer dan aan bijvoorbeeld een journalist – gezag wordt toegekend. Zij zijn immers niet voor niets deskundige en vaak ook hoogleraar. De premisse is dat zij meer verstand van zaken hebben en inherent daaraan is dat mensen in principe meer geloof hechten aan uitlatingen in de media op het moment dat deze afkomstig zijn van deskundigen. Dit is ook de reden dat zij gevraagd worden om commentaar te geven. Nu is het geenszins de bedoeling de kennis en kunde van deze onafhankelijke deskundigen in twijfel te trekken, maar feit is wel dat deskundigen zich over strafzaken – ook nog lopende onderzoeken – uitlaten, zonder dat zij de beschikking hebben gehad over alle stukken die voor een zorgvuldige beoordeling van de zaak noodzakelijk zijn. De deskundigen hebben vaak van de media of van andere bronnen wel inzage gekregen in enkele stukken, maar niet in het gehele (straf)dossier. Het risico is dan ook levensgroot dat deskundigen zich in het publieke debat mengen – ook als het om lopende strafzaken gaat – waarbij op basis van onvolledige informatie vooruit wordt gelopen op uitkomsten van een mogelijke strafzaak. Immers lopende een onderzoek zal nog niet alle informatie beschikbaar zijn en het standpunt namens de verdachte is veelal pas het sluitstuk van een dossier.
Terughoudendheid passend
Over de consequenties hiervan dient – zoals ik al eerder zei – niet lichtvaardig te worden gedacht. Uitspraken van 'onafhankelijke' deskundigen kunnen buitengewoon schadelijk zijn. De indruk zal immers ontstaan dat bij de verdachte van alles mis is gegaan, zonder dat een rechter zich hierover heeft uitgelaten. Het is evident dat dit enorme reputatieschade teweeg kan brengen. Reputatieschade die nooit meer teruggedraaid kan worden, ook niet in het geval uiteindelijk vast zou komen te staan dat er niets strafbaars heeft plaatsgevonden en dat de verdachte volledig vrij uit gaat. In mijn optiek zouden niet alleen opsporingsinstanties, maar in het bijzonder ook deskundigen een grote mate van zorgvuldigheid moeten betrachten op het moment dat zij zich uitlaten over lopende strafzaken zonder dat zij daarbij volledig in kennis zijn gesteld van alle stukken die daarvoor van evident belang zijn. Er was een tijd dat het klimaat gematigder was en dat er meer begrip was voor de schade die wordt toegebracht door reeds de publiciteit te zoeken in zaken die pas net in onderzoek zijn genomen en nog niet aan een rechter zijn voorgelegd. Ook nu, rust er op het OM geen enkele verplichting als het gaat om het uitbrengen van persberichten of het zoeken van de publiciteit. Niets staat er derhalve aan in de weg om vaker gepaste terughoudendheid te betrachten en simpelweg in ieder geval te wachten tot de zaak op zitting staat.