Debat sancties op fraude bij uitkeringen
/De Eerste Kamer heeft op dinsdag 25 september een debat gevoerd over het verzwaren van sancties op fraude met uitkeringen op het gebied van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het wetsvoorstel dat voor de zomer is aangenomen door de Tweede Kamer bevat steviger regels om met name de groep van hardnekkige fraudeurs af te schrikken. De aanscherping geldt zowel voor mensen die frauderen met uitkeringen als voor ondernemers die arbeidsregels overtreden. Zware sancties voor fraudeurs
De sancties in het wetsvoorstel bestaan voor mensen met een uitkering uit het tijdelijk stopzetten of geheel stopzetten van de gehele uitkering. In het debat werd verantwoordelijk staatssecretaris De Krom van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door verscheidene woordvoerders naar deze sterke verzwaring van sancties gevraagd. Senator Postema (PvdA) merkte op dat het aantal fraudegevallen in 2008-2010 juist fors is gedaald en vroeg de staatssecretaris naar de aanleiding en noodzaak van de verzwaring. Ook vroeg Postema wat er met mensen gebeurt als hun uitkering in geval van fraude wordt stopgezet. De bijstandsregeling in Nederland dient immers mensen te verzekeren van een bepaald minimum bestaansniveau. Postema benadrukte in het debat dat naast de persoonlijke verantwoordelijkheid van de fraudeur er ook een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid is om - wat er ook gebeurt - dit bestaansminimum te garanderen.
Ook senator Strik (GroenLinks) stelde dit sociale vraagstuk aan de kaak. Strik stelde: “Je berooft mensen van het vangnet van sociale verzekeringen wat we hebben gecreëerd" en vroeg of gemeenten de mogelijkheid hebben om in specifieke gevallen van deze verplichte sancties af te wijken. Strik pleitte sterk voor het opschroeven van de huidige handhavingsmogelijkheden (de zogeheten 'pakkans') in plaats van het verzwaren van sancties. Senator Elzinga (SP) merkte op dat wanneer iemand per ongeluk een formulier verkeerd invult er dus ook een boete kan worden opgelegd. De fraude is in dat geval verwijtbaar, maar niet expres.
Staatssecretaris De Krom antwoordde dat instanties bij het innen van de boete de zogenoemde beslagvrije voet - het deel van de uitkering waarop geen beslag mogelijk is - kunnen verlagen. Daardoor houden mensen nog wel een bedrag over, niet alles wordt ingehouden. Volgens De Krom is het risico van de fraudeur zelf dat hij onder dit bestaansminimum komt wanneer hij of zij gepakt en beboet wordt. De staatssecretaris merkte op dat mensen en ondernemingen die rommelen met regels geen slachtoffers zijn maar daders. Leidt het verlagen van de beslagvrije voet tot schrijnende situaties voor bijvoorbeeld kinderen, dan kunnen instanties daar om dringende redenen vanaf zien. Dit valt zijns inziens binnen de beleidsvrijheid van gemeenten.
Bestuursrecht versus strafrecht
In het debat in de Kamer vroegen de senatoren Strik (GroenLinks) en Scholten (D66) naar de verschuiving in de handhaving in het wetsvoorstel van de strafrechter naar de bestuursrechter. Senator Scholten (D66) merkte op dat niet vergeten mag worden dat bij bestuursrechtelijke afdoening de opspoorder, de vervolger en de rechter in een en hetzelfde college zijn verenigd. Bovendien worden de aangiftes onder de grens van €50.000 ‘in beginsel’ afgedaan door de bestuursrechter, en degene daarboven door de strafrechter. Deze grens is momenteel nog te vaag en de bestuursrechter weet niet waar hij aan toe is. Ook senator Strik (GroenLinks) merkte op dat het strafrecht juist bepaalde waarborgen kent, zoals uitgaan van de onschuld van iemand, die binnen het bestuursrecht niet bestaan. Bij het opleggen via de bestuursrechter van dergelijke zware sancties heeft de burger die waarborgen niet.
Misbruik uitkeringsregelingen door bedrijven
Staatssecretaris De Krom, die ook namens minister Kamp sprak, benadrukte in zijn repliek dat het wetsvoorstel niet alleen over mensen met een uitkeringen gaat, maar zeker ook over ondernemingen. Bedrijven krijgen bij overtreding van de arbeidsregels naast een hogere boete in het uiterste geval ook te maken met de stillegging van hun bedrijf. Dit is volgens de staatssecretaris niet alleen een signaal aan de fraudeurs dat er zware straffen zijn, maar ook een signaal naar goedwillende ondernemingen dat de overheid fraude zeer serieus neemt. De Krom benadrukte dat de trend met fraude de verkeerde kant opgaat - meer fraude wordt vastgesteld - en dat dit wetsvoorstel het tij juist probeert te keren. Dat een bedrijf dan wordt stilgelegd is de verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf, ook al worden de werknemers hierdoor getroffen. Het is, aldus de staatssecretaris, immers uiteindelijk in het belang van de werknemers.
Toezeggingen: preventie vooraf en monitoring achteraf
Senator Ester (ChristenUnie) merkte op dat strenger straffen alleen zijns inziens onvoldoende is en maakte zich sterk voor een grotere nadruk op preventie. Ester vroeg of personen die in grote financiële of psychische problemen verkeren, niet al geholpen kunnen worden alvorens zij eventueel overgaan tot fraude. De staatssecretaris zegde Ester toe dat hij onder andere door betere voorlichting zal werken aan preventie. Aan de Kamer zegde De Krom ook toe dat er jaarlijks een integrale handhavingsrapportage komt, die kijkt of deze zwaardere sancties leiden tot minder fraude.
Aan senator De Graaff (PVV) zegde de staatssecretaris toe dat hij de uitvoering van het wetsvoorstel zal monitoren maar hij merkte daarbij wel op dat gemeenten hierbij enige uitvoeringsvrijheid hebben. Leven zij de wet echter stelselmatig niet na, dan zal de regering ingrijpen. Senator De Graaff stelde dat grote hoeveelheden belastinggeld worden gespendeerd aan niet-westerse allochtonen die misbruik maken van uitkeringsregelingen en vroeg aandacht voor de rechten van de belastingbetalende burger. Ook senator Terpstra (CDA) gaf aan sterk voorstander te zijn van het wetsvoorstel en stelde dat er vanuit de samenleving een sterke roep is voor het aanpakken van fraude. Terpstra gaf aan dat of de groep van fraudeurs nu toeneemt, afneemt of gelijk blijft; hij is steeds voor een sterke aanpak hiervan.
Over het wetsvoorstel wordt op dinsdag 2 oktober gestemd.
Bron: Eerste Kamer