Douanier veroordeeld voor het opzettelijk invoeren van onjuiste gegevens in bedrijfs(controle)systemen. Gemotiveerde vrijspraak ambtelijke omkoping.

Rechtbank Rotterdam 7 augustus 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:7031

Verdachte in deze zaak was douanier (scanmedewerker, C-functionaris).

Op 13 februari 2019 is bij onderzoek in een container (containernummer 1) ruim 1516 kilogram cocaïne aangetroffen. Nader onderzoek heeft laten zien dat met betrekking tot deze container, die eerder was geselecteerd voor onderzoek door de Douane, meldingen zijn gedaan die niet kunnen kloppen. Met name de vrijgave van 12 februari 2019 om 12:13 uur is afwijkend, omdat de container is vrijgegeven terwijl deze op dat moment van vrijgave nog onderweg was naar Rotterdam. Fysieke controle van de container kan niet hebben plaats gehad, aangezien op het in de systemen genoteerde tijdstip van de uitvoering van de controle de container nog niet gelost was en nog niet op de kade stond. Daarmee staat vast dat onjuiste wijzigingen zijn aangebracht in het bedrijfsprocessensysteem van de Douane genaamd Plato en/of, al dan niet afgeleid ervan, in het inspectieportaal van het informatievoorzieningsprogramma Portbase. Eveneens staat vast dat opzettelijk onjuiste gegevens zijn ingevoerd ter zake van controle van containers waarvan eerder een vorm van controle was bepaald. Op 7/8 december 2018 heeft zich een soortgelijk incident voorgedaan. Nader onderzoek heeft laten zien dat ook toen met betrekking tot een container (containernummer 2) meldingen zijn gedaan die niet kunnen kloppen. De centrale vraag in dit dossier is wie is of zijn de persoon/personen die de gegevens hebben ingevoerd die aanleiding zijn geweest voor dit strafrechtelijk onderzoek.

Verder staat vast dat in een poef in de slaapkamer van naam verdachte en zijn partner een Blackberry-toestel, een zogenaamd PGP-telefoontoestel, is gevonden. Deze Blackberry bevatte versleutelde informatie, waarvan een gedeelte alsnog leesbaar is gemaakt. Dit leidt tot een tweede, deels afgeleide vraag: van wie is de aangetroffen Blackberry.

Het strafrechtelijk onderzoek bestaat voor een belangrijk deel uit het veiligstellen en met elkaar vergelijken van gegevens uit diverse bestanden. Het gaat dus om een reconstructie achteraf aan de hand van in die bestanden vastgelegde gegevens die, primair, niet bestemd waren voor het verrichten van een strafrechtelijk onderzoek. De rechtbank stelt vast dat onder andere in de systemen is vastgelegd vanaf welk account de registraties/wijzigingen zijn uitgevoerd, wanneer de medewerkers aanwezig zijn geweest en vanaf welk account bepaalde registraties/handelingen in de computersystemen zijn verricht. Voor de gegevens van 12 en 13 februari 2019 is tevens vastgesteld vanaf welke computerconfiguratie deze zijn gedaan. Ook staat vast dat de gegevens zijn ingevoerd met gebruikmaking van de accountgegevens van gebruikersnaam ‘ naam User-ID ’, welke gebruikersnaam is uitgegeven aan de verdachte die op die momenten als douanier (scanmedewerker, C-functionaris) in de werkruimten op/bij de haven werkzaam was.

Beoordeling rechtbank

Er zijn in het hele onderzoek geen aanwijzingen naar voren gekomen die er op wijzen dat zich meer dan één persoon schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk onjuist invoeren van data, met als doel het (ongecontroleerd) doorlaten van de container met 1516 kilogram cocaïne. De raadsman heeft op zeer gedetailleerd niveau op (beperkte) onnauwkeurigheden in data en systemen gewezen. Die zijn door de rechtbank in de beoordeling meegenomen maar die raken niet de kern van het verwijt dat slechts één persoon zich schuldig kan hebben gemaakt aan het invoeren van de gegevens.

Zoals al genoemd staat vast dat de wijzigingen zijn uitgevoerd met het account van verdachte en dat ook min of meer tegelijkertijd is gewerkt in het Outlook-account van verdachte. Ook is vastgelegd op welke momenten de verdachte aanwezig is geweest in het kantoorgebouw waar de (werk)ruimtes zijn gelegen waar de wijzigingen zijn verricht. Hoewel de diverse registraties een onderling tijdsverschil bleken te (kunnen) hebben gehad van enkele minuten, is daardoor niet gebleken dat (ook) een van de collega’s van verdachte fysiek in de mogelijkheid heeft verkeerd om deze registraties aan te brengen. Al die gegevens in samenhang bezien, leiden tot het oordeel dat verdachte de persoon is die de registraties heeft ingevoerd. Daarmee vervulde de verdachte in het logistieke proces een sleutelrol in de haven en vormde hij zodoende een belangrijke schakel in de drugsketen voor de invoer van de container met 1516 kilogram cocaïne. De rechtbank is dan ook van oordeel dat zijn bijdrage van voldoende gewicht is om te spreken van medeplegen.

In aanvulling hierop overweegt de rechtbank ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde dat uit vaste rechtspraak volgt dat het opzettelijk onjuist vermelden van gegevens in een digitaal bestand - wat in onderhavig geval een systeem betreft wat bedoeld is om containers en hun inhoud te controleren - valsheid in geschrift oplevert.

De rechtbank zal hieronder nog kort ingaan op de in de woning van de verdachte gevonden Blackberry. De Blackberry is aangetroffen in een poef in de slaapkamer van de verdachte. De drie wachtwoorden van de Blackberry hebben raakvlakken met de verdachte. In dit verband is de voornaam van zijn moeder, die lijkt te zijn verwerkt in een van de drie wachtwoorden, het meest sprekende voorbeeld. Uit de inhoud van de gesprekken blijkt verder ondubbelzinnig dat de persoon die de tekstberichten heeft ontvangen en verstuurd een medewerker moet zijn van de Douane, en meer in het bijzonder iemand die werkzaam is in de haven bij de scanafdeling waar de verdachte toentertijd al werkzaam was. Details in de gesprekken wijzen daarbij zeer sterk in de richting van de verdachte. De rechtbank wijst hierbij met name naar het bericht omtrent de geboorte van een kind en het - in weer andere berichten - vermelden van de (voor)naam naam, blijkbaar een persoon die verdachte goed kent en eveneens werkzaam is of is geweest bij de Douane. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in zijn woning geen bezoek van collega’s van de Douane heeft gehad. Dit alles tezamen maakt dat de verdachte de gebruiker is geweest van deze Blackberry, en hij de persoon is die in de berichten wordt aangeduid met ‘ nickname 1 verdachte ’ en (door de anderen) met ‘ nickname 2 verdachte ’.

Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen bestaat er geen noodzaak voor het verrichten van aanvullend onderzoek. De ter terechtzitting aangevoerde voorwaardelijke verzoeken, alsook de eerder (op pro forma-zittingen gedane) gedane verzoeken, zullen daarom worden afgewezen.

Vrijspraak feit 4

Hierboven heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte de gebruiker is geweest van de Blackberry die in zijn slaapkamer in een poef is aangetroffen tijdens de doorzoeking.

Een deel van de communicatie die is verricht met deze Blackberry kon later alsnog zichtbaar worden gemaakt ten behoeve van de opsporing. Dergelijke PGP-toestellen werden, zeker door hun gebruikers, lange tijd als “onkraakbaar” beschouwd, en daarmee was de verwachting dat de inhoud ervan blijvend onbereikbaar zou zijn voor politie en justitie. Niet ondenkbaar is dat die gedachte bij de gebruikers ervan de volstrekt open wijze van communiceren over verboden gedragingen verklaart. De inhoud van de gesprekken is als volgt samen te vatten. De verdachte is de gebruiker genaamd nickname 1 verdachte / nickname 2 verdachte. Terwijl hij werkzaam is in de haven als douaneambtenaar verschaft hij aan onbevoegde derden gevraagd en ongevraagd informatie over de wijze waarop controles door de Douane in de haven worden uitgevoerd en hoe die (mogelijk) kunnen worden omzeild. Ook wordt aan hem in maart 2016 gericht gevraagd om er voor te zorgen dat een of meer containers niet worden gecontroleerd. Ook daartoe blijkt hij in beginsel bereid. Wel wijst de verdachte daarbij de gesprekspartner op de mogelijke nadelen van een dergelijk handelen, zowel voor hem als voor de persoon of personen voor wie hij de (verboden) handelingen zou gaan verrichten.

De verdachte schrijft eerder, eind 2015, in een van de berichten dat, “als het wat wordt in de haven”, hij “eerder met pensioen kan”. Een dergelijke uitlating wijst, op zichzelf maar zeker in de context van de andere gesprekken in de Blackberry, zeer sterk in de richting van omkoping. Daarbij komt dat verdachte op 11 februari 2019, een dag voor de aanvang van (het meest wezenlijke deel van) de feiten 1 tot en met 3 op de dagvaarding, twee foto’s toegestuurd heeft gekregen waarop een persoon is te zien die een (zeer) groot aantal bankbiljetten vasthoudt. Verdachte heeft geen duidelijke verklaring gegeven voor deze foto’s of over de persoon die deze foto’s aan hem heeft gestuurd. Beide omstandigheden zijn sterk belastend voor verdachte. Er is echter ook diepgaand financieel onderzoek ingesteld naar inkomen en vermogen van de verdachte en zijn echtgenote. Daaruit is geen informatie naar voren gekomen die duidelijk wijst op aanzienlijk en/of onverklaarbaar vermogen en/of dergelijke bestedingen. Ook zijn geen voorwerpen aangetroffen bij de verdachte thuis die daarop ondubbelzinnig wijzen. Hierdoor kan niet met de wettelijk vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte de feiten 1 tot en met 3 op de dagvaarding heeft gepleegd omdat hij, kort gezegd, was omgekocht (feit 4).

Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde feit.

Bewezenverklaring

  • Feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;

  • Feit 2: medeplegen van het, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;

  • Feit 3: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • Gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^