Dramatische doorlooptijden in verzetprocedure tegen OM-strafbeschikking

De doorlooptijden van zaken bij de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie waarin verzet is ingesteld tegen een OM-strafbeschikking zijn ‘ronduit dramatisch’. In meer dan 75 procent van de zaken wordt de redelijke termijn van 2 jaar overschreden. Dat staat in het onderzoeksrapport ‘Beproefd verzet’ van de procureur-generaal bij de Hoge Raad over de afhandeling van verzet tegen een OM-strafbeschikking. Door de lange doorlooptijden worden veel zaken geseponeerd. Ook legt de rechter lagere straffen op omdat zaken zo lang lopen.

‘Beproefd Verzet’ is een van de twee onderzoeken naar het functioneren van het Openbaar Ministerie die de procureur-generaal vandaag heeft aangeboden aan de minister van Veiligheid en Justitie.

Een OM-strafbeschikking is een door het Openbaar Ministerie opgelegde straf voor een strafbaar feit waaraan geen rechter te pas is gekomen. Als een verdachte zich hiertegen verzet, wordt de zaak alsnog aan de rechter voorgelegd of de strafbeschikking wordt naar aanleiding van het verzet ingetrokken of gewijzigd.

In ‘Beproefd Verzet’ isgekeken naar de naleving door het Openbaar Ministerie van de procedurele waarborgen in de verzetprocedure en naar de mate waarin de integrale herbeoordeling door het Openbaar Ministerie en de rechterlijke beoordeling afwijken van opgelegde strafbeschikkingen.

De uitkomsten van dit onderzoek bevestigen de indicatie die uit het vorige onderzoek ‘Beschikt en Gewogen’ naar voren kwam: in de onderzochte periode werd bij de oplegging van OM-strafbeschikkingen onvoldoende zorgvuldig gekeken naar het bewijs. Veel vrijspraken waren het gevolg van twijfel aan de betrouwbaarheid van het bewijs. En het is aannemelijk dat die twijfel al aanwezig was bij het opleggen van de strafbeschikking. De procureur–generaal beveelt een zorgvuldiger beoordeling bij de strafoplegging aan waardoor het verzet direct, zonder dat het Openbaar Ministerie de zaak eerst integraal opnieuw beoordeelt, aan de rechter kan worden voorgelegd. De doorlooptijden kunnen hierdoor worden verkort. Stappen in deze richting zijn overigens door het Openbaar Ministerie al gezet in het programma Strafvordering OM2020.

Uit het onderzoek blijkt dat de rechter na verzet vaak lager straft dan het Openbaar Ministerie. Dat komt deels door de lange doorlooptijden. Er zijn daarnaast aanwijzingen dat de rechter vindt dat het Openbaar Ministerie te hoge tarieven hanteert en te weinig rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van een verdachte. Als het Openbaar Ministerie meer maatwerk zou leveren en zijn richtlijnen beter zou afstemmen op die van de rechter, heeft een verdachte minder reden om zich tegen een strafbeschikking te verzetten, meent de procureur-generaal.

Verder stelt de procureur-generaal vast dat medewerkers van het zogenoemde Virtuele Parket, dat achterstanden bij lokale parketten moet wegwerken, de wettelijke bevoegdheid daarvoor missen.

De belangrijkste conclusie van het tweede onderzoek ‘Wordt vervolgd: Beschikt en Gewogen’ luidt dat het Openbaar Ministerie met grote inzet en voortvarendheid gevolg heeft gegeven aan het onderzoek Beschikt en Gewogen uit 2014. De grootste tekortkomingen die in dit onderzoek werden vastgesteld in de manier waarop OM-strafbeschikkingen werden uitgevaardigd, heeft het OM direct aangepakt. Er is vrijwel onmiddellijk begonnen met het gefaseerd afbouwen van een praktijk die bestond uit het door het Centraal Justitieel Incassobureau uitvaardigen van OM-strafbeschikkingen zonder dat daaraan een schuldvaststelling ten grondslag lag. Ook zijn vrijwel direct stappen gezet die erop zijn gericht de zorgvuldigheid waarmee de bewijsbeoordeling plaatsvindt, te vergroten. Wel oordeelt de procureur-generaal dat de gewijzigde mandaatconstructies die het Openbaar Ministerie na ‘Beschikt en Gewogen’ is gaan hanteren, het gebrek aan wettelijke bevoegdheid van de medewerkers van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie niet verhelpen.

De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft op grond van art. 122 Wet RO een toezichthoudende bevoegdheid met betrekking tot het Openbaar Ministerie. Hij kan, zo bepaalt dat artikel, de minister in kennis stellen van het feit dat het Openbaar Ministerie naar zijn oordeel de wettelijke voorschriften niet naar behoren handhaaft of uitvoert. In overleg met het Openbaar Ministerie heeft de procureur-generaal aan deze toezichthoudende bevoegdheid meer inhoud gegeven. In dit kader verscheen in 2014 het rapport ‘Beschikt en gewogen’. Hierin werd vastgesteld dat de manier waarop het Openbaar Ministerie strafbeschikkingen uitvaardigde, op een aantal punten tekort schoot.

De op 29 mei aan de minister van Veiligheid en Justitie gepresenteerde rapporten:

 

 

 

Print Friendly and PDF ^