Grondrechten voor slachtoffers van misdrijven in hele EU
/Slachtoffers van misdrijven krijgen dezelfde minimum rechten in de hele Europese Unie. Ook wordt individueel bepaald of er specifieke behoeftes bestaan. Dit stelt een richtlijn die woensdag in de plenaire vergadering is aangenomen. Het gaat vooral om zaken als gratis psychologische ondersteuning, vertaalhulp en tolkendiensten. Jaarlijks zijn in de EU ongeveer 75 miljoen mensen het slachtoffer van een misdrijf. Misdrijven over de grens kunnen problemen met zich meebrengen als gevolg van cultuurverschillen, verschillen in wetgeving en taalbarrières. Om wat voor misdrijf het ook gaat - beroving, diefstal, aanranding, verkrachting, intimidatie, aanzet tot haat, een terroristische aanslag of mensenhandel - en waar het misdrijf ook begaan is; alle slachtoffers dienen dezelfde minimumrechten te genieten, zo stelt de tekst. Ze moeten met respect en waardigheid worden behandeld en beschermd en dienen toegang tot slachtofferhulp, justitie en compensatie te hebben.
Individuele beoordeling
Op verzoek van leden van het EP, zullen alle slachtoffers bij de eerste gelegenheid worden onderworpen aan een individuele beoordeling van hun specifieke behoeften. Afhankelijk van de persoonlijke kenmerken, zoals leeftijd, geslacht, ras, godsdienst of seksuele geaardheid, de aard en de omstandigheden van het misdrijf, kan een persoon specifieke behoeften aan bescherming, benadrukt de overeengekomen tekst.
Heldere informatie en vertaling
De richtlijn verplicht lidstaten zorg te dragen voor gratis, gemakkelijk toegankelijke en vertrouwelijke diensten voor slachtofferhulp (bijvoorbeeld psychologische ondersteuning, traumazorg of juridisch advies). Slachtoffers zullen ook in staat worden gesteld de misdaad te melden en krijgen een actieve rol in de strafprocedure (interviews en zittingen van het gerecht) in een taal die zij begrijpen. Tolken en vertaaldiensten worden beschikbaar gesteld voor dit doel, zo stelt de tekst.
Volgende stappen
De lidstaten moeten de richtlijn ook goedkeuren. Als de richtlijn formeel is aangenomen, hebben lidstaten drie jaar de tijd om ze over te nemen in hun nationale recht. Het Verenigd Koninkrijk en Ierland nemen de richtlijn ook over, Denemarken niet.
Bron: Europees Parlement