Klachten tegen accountant van de Weyl Groep terecht gegrond verklaard
/Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft uitspraak gedaan op de hoger beroepen van een voormalig accountant van KPMG (de accountant) en de curatoren van de Weyl Groep (Weyl). De accountant heeft voor de jaren 2008 en 2009 goedkeurende verklaringen bij de jaarrekeningen van de Weyl afgegeven. Nadat Weyl in het voorjaar van 2010 failliet was verklaard, werd bekend dat binnen Weyl sprake is geweest van fraude.
Tuchtklacht
In februari 2014 hebben de Stichting Onderzoek Bedrijfsinformatie en twee schuldeisers (SOBI e.a.) een tuchtklacht tegen de accountant ingediend bij de accountantskamer. Na intrekking van de klacht door SOBI e.a., is de klacht op last van de accountantskamer voortgezet door de stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM). In januari en maart 2015 hebben de curatoren van Weyl (curatoren) en de Stichting Waakzaamheid Accountantsberoep en Schuldeisersbelangen Weyl Beef (de Stichting) eveneens tuchtklachten ingediend.
Accountantskamer
De accountantskamer heeft de klachten gegrond verklaard en de accountant de maatregel van doorhaling van de inschrijving in de registers opgelegd met een termijn van zes maanden waarbinnen de accountant niet opnieuw kan worden ingeschreven. Volgens de accountantskamer heeft de accountant gehandeld in strijd met de beroepsregels. Dit onder meer omdat hij de controle van de jaarrekeningen 2008 en 2009 met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling heeft gepland en uitgevoerd. Hierdoor hebben de goedkeurende verklaringen geen deugdelijke grondslag.
Hoger Beroep
Tegen dit inhoudelijke oordeel zijn de hoger beroepen niet gericht. De hoger beroepen van de accountant zien op de ontvankelijkheid van de klachten en de gang van zaken bij de accountantskamer. Het hoger beroep van de curatoren ziet met name op de vermeende kennis van de fraude bij de accountant.
CBb
Het CBb oordeelt dat de curatoren en de Stichting de klachten tijdig hebben ingediend. Met betrekking tot de klacht van de Stichting oordeelt het CBb dat het indienen van een klacht ter ondersteuning van de klacht van de curatoren niet wettelijk is verboden. Van misbruik van klachtrecht door de Stichting is geen sprake. De accountantskamer heeft de klachten van de curatoren en de Stichting dan ook terecht ontvankelijk geacht.
Ook SOBI e.a hebben hun klacht volgens het CBb tijdig ingediend. De AFM heeft deze klacht als opvolgend klager voortgezet als ware deze van haar afkomstig. Hierbij past niet dat alsnog wordt beoordeeld of de klacht ontvankelijk zou zijn, indien deze was ingediend door de opvolgend klager. Voorzetting van de klacht was naar het oordeel van het CBb gerechtvaardigd, omdat de feiten en omstandigheden rondom de fraude en het faillissement van Weyl in hoge mate mede bepalend zijn voor het vertrouwen dat de maatschappij stelt in accountants. De accountantskamer had de accountant wel moeten horen, alvorens tot voortzetting van de klacht te besluiten, maar hieraan verbindt het College geen gevolgen.
De accountant heeft zich kunnen uitlaten over de voortzetting en heeft dat ook gedaan.
Naar het oordeel van het CBb heeft de accountantskamer met de gelijktijdige behandeling van alle drie de klachten niet in strijd gehandeld met de goede procesorde. Dat de klacht van de AFM, in verband met de vertrouwelijkheid van bepaalde stukken, niet is gevoegd met de andere twee klachten acht het CBb aanvaardbaar. De accountant kende alle stukken en heeft zich daartegen kunnen verweren.
Voor het oordeel dat de accountant kennis had van de fraude, maar bewust heeft weggekeken ziet het CBb geen aanleiding. Daarvoor is onvoldoende bewijs.
Het CBb oordeelt dat met een accountantstuchtprocedure geen sprake is van een ‘criminal charge’ als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Het CBb baseert dit oordeel op rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en de karakteristieken van het Nederlandse accountantstuchtrecht. De bescherming voor zaken die vallen onder het strafrechtelijk bereik van dat artikel gelden daarom niet voor de accountant.
Het CBb is het eens met de door de accountantskamer opgelegde maatregel.
De hoger beroepen worden ongegrond verklaard.
Deze uitspraak is definitief, het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) is de eindrechter in deze zaak. De volledige uitspraak is via onderstaande link te raadplegen. Bij verschil tussen dit persbericht en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.
Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met:
Celeste de Wit, afdeling persvoorlichting, tel. 088 362 0454 of 088 362 3910.