Naar één nieuw bestuursrechtelijk college
/De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven moeten opgaan in één nieuw bestuursrechtelijk college. Dit nieuwe college moet tot de rechterlijke macht behoren. Dat vindt de Raad voor de rechtspraak. Het standpunt is neergelegd in een position paper, dat is gepubliceerd op rechtspraak.nl.
Regeerakkoord
In het regeerakkoord van het huidige kabinet staat dat “de Raad van State wordt gesplitst in een rechtsprekend deel en een adviserend deel. Het rechtsprekende gedeelte wordt samengevoegd met de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven.”
Versnipperd
Al langer is er kritiek op de wijze waarop de bestuursrechtspraak (rechtspraak waarbij een overheidsorgaan is betrokken) is georganiseerd. Delen van het bestuursrecht zijn nu verspreid over genoemde rechtsprekende organen. Door de versnippering over verschillende instanties is het stelsel van bestuursrechtspraak niet erg inzichtelijk. Ook komt het in de praktijk voor dat er afbakeningsvragen zijn: wie is nu precies in welke zaak bevoegd? Bovendien is de rechtseenheid binnen het bestuursrecht niet verzekerd. Behalve de versnippering en de gevolgen daarvan, vindt ook niet iedereen het staatsrechtelijk en rechtsstatelijk zuiver dat de Raad van State, een orgaan dat de overheid adviseert, daarnaast ook rechtsprekende taken heeft.
Inzichtelijk stelsel
De Raad voor de rechtspraak staat positief tegenover het voornemen van de regering om te komen tot één nieuw bestuursrechtelijk college, staat in het position paper. In de eerste plaats vergroot het de inzichtelijkheid van het stelsel van bestuursrechtspraak en horen afbakeningsvragen tot het verleden. In de tweede plaats komt het de rechtseenheid binnen de bestuursrechtspraak ten goede. Een derde argument is het synergievoordeel dat optreedt bij een samengaan van de drie rechtsprekende organen.
Twee varianten
In het position paper worden twee varianten voor de uitvoering van het voornemen in het regeerakkoord onderscheiden. In de eerste plaats het tot stand brengen van een nieuw, tot de rechterlijke macht behorend gerecht dat de bestuursrechtspraak in hoogste instantie voor zijn rekening neemt. Met de Hoge Raad, de gerechtshoven en de rechtbanken vormt dit nieuwe rechtsprekende orgaan dan de rechterlijke macht. Volgens de Raad voor de rechtspraak is dit de meest logische variant. Er ontstaat een consistent stelsel van rechtspraak, waarin op alle rechtsgebieden zowel de eerste als de hogere instanties zijn vertegenwoordigd. “Daarmee wordt duidelijk dat de rechterlijke macht één organisatie is, waarvan de samenstellende delen samen de derde staatsmacht representeren.” Over de constitutionele positie van het nieuwe rechterlijke college kan geen onzekerheid bestaan.
Niet wenselijk
De andere variant is dat het nieuwe bestuursrechtelijke college wordt ondergebracht bij de Raad van State. De Raad voor de rechtspraak vindt dit niet wenselijk. Niet alle genoemde voordelen komen in deze variant binnen bereik. Colleges die nu tot de rechterlijke macht behoren, worden daar in deze variant uitgehaald. Ook blijft het staatsrechtelijke en rechtsstatelijke bezwaar gelden dat de Raad van State tegelijkertijd rechtsprekende en adviserende taken heeft.
Statuur en gezag
De Raad voor de rechtspraak spreekt zich er niet principieel over uit of het nieuwe bestuursrechtelijke college onder de Raad voor de rechtspraak moet ressorteren of - net zoals de Hoge Raad - zelfstandig moet zijn. “In elk geval is van belang dat het nieuwe bestuursrechtelijke college zodanig wordt gepositioneerd dat het voldoende statuur en gezag heeft.”