Officiersappel tegen beschikking op verzoek ex artikel 591a Sv. Geen verlaging van de toegekende vergoeding. Uurtarief van EUR 665 en inzet van tweede advocaat en medewerker niet onredelijk.
/Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 18 maart 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2241 De rechtbank heeft bij beschikking verzoeker een vergoeding toegekend van €25.260,77. De officier van justitie is hiertegen in hoger beroep gekomen. Gelet op de omvang van het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep staat slechts ter beoordeling van het hof de verzochte en door de rechtbank toegekende vergoeding voor kosten van rechtsbijstand.
De advocaat-generaal heeft zich in raadkamer onder verwijzing naar drie op rechtspraak.nl gepubliceerde uitspraken van het Hof Arnhem(-Leeuwarden) (ECLI-nrs GHARL:2013:1899, GHARN:2010:BO9523 en GHARN:2007:BC7391) op het standpunt gesteld dat het gedeclareerde uurtarief van €665 en de inzet van een tweede advocaat en medewerker niet billijk te noemen is. Het gehanteerde uurtarief is slechts verdedigbaar en redelijk / billijk te noemen als er sprake is van complexe materie die een specialisatie van een advocaat behoeven. Het betreft hier echter een relatief eenvoudige hennepzaak. Een uurtarief van €250 is daarom meer op zijn plaats. De advocaat is in de brief van 1 juni 2015 aan de rechtbank impliciet akkoord gegaan met matiging van het uurtarief. Verder is matiging van het aantal uren op zijn plaats omdat mrs. Knoops en Vosman dubbele werkzaamheden hebben verricht met betrekking tot het pleidooi en het bijwonen van de terechtzitting van de rechtbank op 23 januari 2012 op zijn plaats. De advocaat-generaal heeft verzocht de declaratie van de raadsman te verminderen met (24 uur en 10 minuten bestede uren x (€665- €250)) + 19% BTW = €11.934,71.
Verzoeker wijst erop dat het honorarium is berekend op grond van het met cliënt overeengekomen uurtarief, waarbij het standaard uurtarief van mr. G.J. Knoops en een assisterend advocaat in rekening is gebracht. De werkwijze met twee raadslieden in de onderhavige zaak heeft eraan bijgedragen dat er efficiënt en kostenbesparend is gewerkt. Waar mogelijk zijn de werkzaamheden tegen een lager uurtarief verricht. Ten aanzien van het pleidooi is sprake geweest van aanvullende werkzaamheden en niet van overlappende werkzaamheden van mrs. Knoops en Vosman. Vanwege afwezigheid van mr. Knoops in januari 2012 was het noodzakelijk de verdediging door mr. Vosman te laten waarnemen. Zijn uren zijn niet door mr. Knoops gedeclareerd. Verder wordt verwezen naar jurisprudentie en het orientatie-punt van het LOVS voor integrale vergoeding voor de reistijd en reiskosten van de raadsman. In raadkamer is daaraan toegevoegd dat het geen strafzaak van eenvoudige aard was. Verzoeker is coffeeshophouder en de zaak kon daarom grote gevolgen voor hem hebben. De advocaat-generaal betwist niet dat verzoeker de facturen heeft voldaan. De advocaat is in de brief van 1 juni 2015 niet impliciet akkoord gegaan met matiging van het uurtarief en betwist wordt dat een uurtarief van €250 passender zou zijn.
Ingevolge artikel 591a, tweede lid, Sv kan een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand worden toegekend. Gelet op artikel 591a, vierde lid, juncto artikel 90, eerste lid, Sv heeft toekenning van vergoeding steeds plaats indien en voorzover, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. Dit uitgangspunt brengt mee dat in beginsel wordt uitgegaan van de declaraties van de raadsman of raadsvrouw, tenzij deze onredelijk hoog voorkomen.
Gelet op het verzoek, de daarbij gevoegde declaraties, de aard van de zaak, het belang daarvan voor de gewezen verdachte als coffeeshophouder en het verloop van de strafzaak, kan, naar het oordeel van het hof, niet worden gezegd dat de door verzoeker opgevoerde kosten voor rechtsbijstand zowel voor wat betreft het gehanteerde uurtarief als het aantal gedeclareerde uren het hof onredelijk zijn. Vergoeding van de werkzaamheden van meerdere gekozen raadslieden is mogelijk (HR 2-2-1993, NJ 1993, 551) en het hof acht aannemelijk dat er ten aanzien van het pleidooi sprake is geweest van aanvullende werkzaamheden van mrs. Knoop en Vosman en niet van dubbele werkzaamheden. Het hof ziet in hetgeen het openbaar ministerie tegen de beslissing van de rechtbank heeft aangevoerd dan ook geen grond om de door de rechtbank toegekende vergoeding van kosten van een raadsman te verminderen en zal het hoger beroep daarom afwijzen.
Het hof zal verzoeker een vergoeding toekennen voor de kosten van de behandeling van het verzoekschrift in hoger beroep overeenkomstig de geldende landelijke richtlijnen, dit is een bedrag van €270.
Lees hier de volledige uitspraak.