Onderzoek naar de dienstverlening aan (mogelijke) slachtoffers van identiteitsfraude en de juridische mogelijkheden voor compensatie

  Burgers die te maken krijgen met identiteitsfraude moeten volgens de Tweede Kamer worden geholpen met de afwikkeling hiervan. De laatste jaren zijn er stappen gezet in de (centrale) hulpverlening aan slachtoffers. Zo is bijvoorbeeld het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude en -fouten (CMI) opgericht. Om inzicht te krijgen in de begeleiding van slachtoffers en eventuele verbetermogelijkheden daarbij, verzoekt de motie-Gesthuizen (26 643, nr. 338) de regering “te onderzoeken welke verbeterpunten er mogelijk zijn ten aanzien van het compenseren van slachtoffers van fraude en het beleid ten aanzien van hulp bij fraude duidelijk te communiceren richting burgers”.

Opdracht

In opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft BMC Onderzoek op basis van een documentstudie en interviews het handelen van verschillende publieke en private organisaties ten aanzien van slachtoffers van identiteitsfraude in beeld gebracht (zie onderdeel B). Een juridische verkenning, uitgevoerd door de Universiteit Leiden, maakt tevens deel uit van het onderzoek. Op grond van een analyse van wettelijke kaders, wetenschappelijke literatuur en jurisprudentie heeft de Universiteit Leiden de voorwaarden en regels voor compensatie voor publieke en private organisatie vergeleken (zie onderdeel C). Impact van ID-fraude De beeldvorming over identiteitsfraude wordt gedomineerd door uitzonderlijke gevallen zoals de zaak Kowsoleea1 . Dat blijkt uit de reacties van veel geïnterviewde partijen. In de meeste gevallen zijn de gevolgen minder ingrijpend dan in de zaak Kowsoleea. De schade blijft volgens schattingen in de meeste gevallen beperkt tot enkele tientallen tot honderden euro’s. Het herstel kan wel veel tijd kosten, doordat het slachtoffer bijvoorbeeld aangifte moet doen, organisaties moet verzoeken de vervalste gegevens te corrigeren en/of een nieuw identiteitsbewijs moet aanvragen. Daarnaast is er emotionele schade: slachtoffers van identiteitsfraude kunnen zich op een vergelijkbare manier onveilig voelen als slachtoffers van geweldsdelicten.

Omvang van ID-fraude

Recente onderzoeken schatten het aantal slachtoffers van identiteitsfraude jaarlijks op 1-5 procent van de volwassen Nederlandse bevolking. Het grootste deel daarvan betreft skimming, phishing en pharming. Andere vormen van identiteitsfraude, zoals fraude met identiteitsbewijzen en kopieën ervan, komen, met name volgens de uitvoeringsorganisaties, beduidend minder voor; al signaleert het CMI wel een toename in de bij haar gemelde zaken. De geraadpleegde organisaties geven aan dat zij identiteitsfraude niet afzonderlijk registreren.

Bij veel organisaties hogere drempels voor fraudeurs

Het onderzoek leert dat zowel publieke als private organisaties maatregelen hebben getroffen ter voorkoming van ID-fraude. In beide sectoren zien we dat beveiligingsfilters signalen van mogelijke fraude detecteren en dat wijzigingsprocedures (bijvoorbeeld van een rekeningnummer) zijn voorzien van extra controlemiddelen. Een aantal uitvoeringsorganisaties van de overheid is daarnaast overgegaan op een hoger beveiligingsniveau van DigiD.

Identiteitsfraude door kwetsbaarheden bij private organisaties

Bij de thuiswinkelsector komt identiteitsfraude vaak voor en wellicht ook in de telecomsector (er bestaat geen eenduidige beeld van deze sector). Ook (kleine) online banken die werken met afgeleide identificatie – waarbij een klein bedrag wordt overgemaakt vanaf een bestaande rekening bij een grote Nederlandse bank – lopen een verhoogd risico op identiteitsfraude en hun klanten evenzeer.

In de thuiswinkelsector maakt identiteitsvaststelling geen deel uit van het aankoopproces, maar wordt gecontroleerd aan de hand van het betaalmiddel. De aard van de dienstverlening brengt met zich mee dat deze sector zich genoodzaakt ziet identiteitsfraude als een bedrijfsrisico te zien en dit in hun verdienmodel te incalculeren. De dienstverlening van deze bedrijven is door een lager beveiligingsniveau (ook voor fraudeurs) makkelijker toegankelijk en ze zijn tegelijkertijd bereid de geleden schade te compenseren. Om fraude te voorkomen benoemt een aantal geïnterviewden van private organisaties de behoefte aan een overzicht/database met ‘valse identiteiten’.

Fraude door kwetsbaarheden bij burgers/consumenten

Voordat ze over gaan tot compensatie checken publieke en private organisaties wat de rol van het slachtoffer zelf is geweest. Eerder onderzoek (PWC, 2013) wees uit dat de meeste Nederlanders maatregelen nemen om (bepaalde vormen van) identiteitsfraude te voorkomen. Ondanks de vele maatregelen komt identiteitsfraude nog voor. Redenen hiervoor kunnen zijn dat burgers wel maatregelen nemen, maar niet voldoende maatregelen om zich te wapenen tegen de verschillende (nieuwe) vormen van fraude. Daarnaast komt het voor dat burgers persoonlijke informatie delen in de familiaire sfeer (exen-fraude) of verstrekken aan personen die zich onterecht als werknemer presenteren van een bedrijf.

Begeleiding van slachtoffers door publieke en private organisaties

De meeste organisaties, zeker de uitvoeringsorganisaties van de overheid, besteden aandacht aan het begeleiden van slachtoffers. Dit blijkt uit het feit dat deze organisaties beschikken over een gespecialiseerde medewerker voor identiteitsfraude en/of een afdeling die het onderzoek uitvoert (en daarbij kijkt naar wat er is voorgevallen en vaak het slachtoffer van advies voorziet). Zowel publieke als private organisaties adviseren slachtoffers aangifte bij de politie te doen om hen beter te kunnen helpen en omdat dan (extra) gecontroleerd wordt of een fraudeur zich als slachtoffer voordoet. Met name overheidsorganisaties verwijzen slachtoffers voor (extra) begeleiding vaak door naar het CMI; private partijen zijn minder bekend met het CMI.

CMI: centrale partij in begeleiding van slachtoffers

Het CMI is de voornaamste hulpverlenende instantie. Het CMI brengt de zaak samen met het slachtoffer in kaart, adviseert over te nemen stappen en bemiddelt richting (overheids)organisaties. Andere hulpverleners, zoals de Fraudehelpdesk en Slachtofferhulp Nederland, zijn minder gespecialiseerd in identiteitsfraude en verwijzen slachtoffers doorgaans door naar het CMI. Het CMI heeft een goed netwerk, vooral in de publieke sector, en werkt aan uitbreiding in de private sector.

Aangifte doen: nog verbeteringen nodig?

Publieke en private organisaties die aangifte bij de politie als voorwaarde stellen voor de hulp aan slachtoffers ervaren dat de mogelijkheid daartoe – identiteitsfraude is sinds mei 2014 als zelfstandig strafbaar feit opgenomen in het Wetboek van Strafrecht – nog niet in alle geledingen van de politie is doorgedrongen. De politie is inmiddels bezig met een intern opleidingstraject om hierin verbetering te brengen.

Na aangifte vaak compensatie van financiële schade

Als een slachtoffer aangifte heeft gedaan en (intern) onderzoek wijst uit dat het slachtoffer zelf niet verantwoordelijk is, herstellen de geïnterviewde publieke en private organisaties veelal de directe schade van de identiteitsfraude; zoals het alsnog uitkeren van studiefinanciering/uitkering of het stopzetten van een vordering. De schade die resteert nadat dergelijke gevolgen van de identiteitsfraude zijn hersteld (de zogenaamde gevolgschade), zoals de kosten van nieuwe identiteitsdocumenten, rechtsbijstand en of emotionele schade wordt in principe niet gecompenseerd. In de praktijk blijkt dat weinig slachtoffers hiervoor een verzoek tot compensatie doen.

Verschil in rechtsherstel tussen publieke en private sector

De bewijslast van identiteitsfraude verschilt per sector. In de publieke sector dragen burgers zelf de bewijslast om aannemelijk te maken dat zij slachtoffer zijn geworden van identiteitsfraude. Bestuursorganen mogen in beginsel uitgaan van de juistheid van de bij hen aangeleverde gegevens. De burger moet alert en proactief reageren vanaf het moment dat de fraude hem bekend kon zijn. In de private sector dient de private organisatie vaker te verklaren hoe hij de identiteit van de wederpartij heeft gecontroleerd. In geval van een rechtszaak wachten private partijen een rechterlijke uitspraak veelal niet af, maar gaan uit zichzelf over tot compensatie. Overheidspartijen focussen vooral op het ongedaan maken van de directe gevolgen van de identiteitsfraude. Een beroep op vergoeding van de gevolgschade wordt in de praktijk niet gedaan.

Herstel van registraties soms moeizaam bij gemeenten

Wijziging van gegevens in de basisregistratie personen, zoals deze worden geregistreerd door gemeenten, is met extra waarborgen omgeven en complex van aard om fraude te voorkomen. Herstelacties van identiteitsgegevens zijn daarom moeilijk. Het CMI geeft aan soms gemeenten te moeten ondersteunen bij het doorvoeren van de (juiste) wijziging in de basisregistratie.

De volgende stap

Het onderzoek levert een gemengd beeld op van de begeleiding van slachtoffers. Er zijn diverse organisaties, die de begeleiding van slachtoffers inmiddels naar eigen zeggen goed organiseren. Wat slachtoffers van die begeleiding vinden en of deze voldoende is, moet blijken uit het onderzoek onder slachtoffers dat de Belastingdienst parallel aan dit onderzoek uitvoert. De twee onderzoeken tezamen bieden inzicht in de (ervaren) knelpunten in de behandeling van slachtoffers van identiteitsfraude en kunnen zo opmaat zijn voor verbeterplannen.

Lees verder:

 

Print Friendly and PDF ^