Oorlogsmisdadigers waarschijnlijk vaker voor Nederlandse rechter
/Het aantal verdachten van internationale misdrijven dat door een Nederlandse rechtbank wordt berecht, neemt in de toekomst waarschijnlijk toe. Dit is het gevolg van de doorwerking van de wijziging van het Statuut van Rome in de Wet Internationale Misdrijven (WIM). Hierdoor worden ongeoorloofde invasies en andere vormen van agressie tussen staten ook in Nederland strafbaar. Wanneer de verantwoordelijke personen voor deze agressie in Nederland verblijven en geen immuniteit bezitten, kunnen zij in Nederland vervolgd worden. Nu dienen er jaarlijks één of twee zaken over internationale misdrijven bij de rechtbank en het gerechtshof in Den Haag. Door de wetswijziging is het mogelijk dat dit aantal oploopt, signaleert de Raad voor de rechtspraak in een advies.
Nederlandse oorlogsmisdadigers
Als verdachten van oorlogsmisdaden of andere internationale misdrijven zich in Nederland bevinden, is het in eerste instantie aan de Nederlandse staat om de zaak te onderzoeken en eventueel tot vervolging over te gaan. Als dit onmogelijk blijkt, komt het Internationaal Strafhof aan zet. Het primaat ligt niet bij het Internationaal Strafhof. Door deze vervolgingsplicht, die Nederland actief heeft opgepakt, is sinds de invoering van de WIM in 2003 in een tiental zaken uitspraak gedaan. Zo kregen twee voormalige Afghaanse generaals verantwoordelijk voor martelingen 9 en 12 jaar celstraf, terwijl de Nederlandse zakenman Frans van Anraat 16,5 jaar cel kreeg omdat hij aan Saddam Hoessein grondstoffen had geleverd voor chemische wapens. “Dat wij ook Nederlanders berechten weet niet iedereen”, vertelt Friederycke Haijer, stafjurist bij de rechtbank Den Haag, net als het Haagse gerechtshof gespecialiseerd in WIM-zaken. “Maar ook Nederlanders kunnen zich schuldig maken aan oorlogsmisdaden of andere internationale misdrijven. Hier is goed bekend wat er in de wereld gebeurt. Als je zakendoet met landen waar bijvoorbeeld martelingen plaatsvinden, moet je goed nadenken over de gevolgen van jouw handelen.”
Onrechtmatige invasie
De wetgeving rond deze rechtszaken tegen internationale misdrijven verandert binnenkort. Dit komt doordat het Statuut van Rome in 2010 in Kampala (Uganda) is gewijzigd. Over het wetsvoorstel van de regering waarin deze wijziging wordt uitgevoerd, heeft de Raad voor de rechtspraak nu een advies uitgebracht. Een belangrijke wijziging in het Statuut van Rome is het feit dat voortaan ook ‘agressie’ als internationaal misdrijf strafbaar wordt gesteld. Het gaat om niet-rechtmatige agressie tussen staten, zoals bij een gewelddadige invasie waarbij geen zelfverdediging aan de orde is en het VN-handvest geschonden wordt. “Het geldt alleen wanneer een staat geweld gebruikt”, legt Haijer uit. “Hooggeplaatste personen die daarvoor verantwoordelijk zijn, zoals een voormalig staatshoofd, kunnen vervolgd worden.” Dit betekent dat er in Nederland in de toekomst een extra categorie mogelijke verdachten bijkomt. Dat kunnen verdachten zijn afkomstig uit staten die met Nederland bevriend zijn. Deze wijziging treedt op zijn vroegst in 2017 in werking.
Toename zaken
Die mogelijke extra zaken en werklast voor de Nederlandse Rechtspraak worden niet duidelijk vermeld in de toelichting bij het concept-wetsvoorstel. Daarom wijst de Raad voor de rechtspraak er in zijn advies op dat een toename in het aantal WIM-zaken goed denkbaar is. Haijer deelt die inschatting: “Ook omdat het simpel is om aangifte te doen. Voormalige slachtoffers, maatschappelijke organisaties, maar ook burgers kunnen iedereen die in Nederland verblijft, aanklagen. Roepen dat iemand een oorlogsmisdadiger is, is niet genoeg. Maar als er een goed onderbouwde aangifte ligt, is het Openbaar Ministerie op grond van het internationaal recht verplicht die te onderzoeken.” De kans dat regerend leiders vervolgd zullen worden is niet zo groot, vanwege hun immuniteit. Maar een oud-president die een lezing geeft in Nederland, wordt daar niet meer door beschermd.
Kostbaar
De afgelopen jaren zijn in Nederland jaarlijks 2 of 3 WIM-zaken in behandeling genomen. Het gaat om relatief arbeidsintensieve zaken, die gemiddeld 1,5 miljoen euro per jaar kosten. “Alleen al het onderzoek is heel grootschalig”, aldus Haijer. “Bij een actuele zaak waarin een vrouw verdacht wordt van betrokkenheid bij de genocide in Rwanda, hebben we wereldwijd wel 70 getuigen gehoord.” Vergeleken met internationale tribunalen is dat overigens heel efficiënt. De budgetten zijn daar nog vele malen hoger.”
Bijdrage
Hoeveel rechtszaken daar in de toekomst bijkomen, kan de Raad voor de rechtspraak niet precies aangeven. Dat hangt ook af van de capaciteit die de politie en het Openbaar Ministerie hiervoor vrij gaan maken. Haijer noemt ook geen cijfers. “Wel verwacht ik dat de nieuwe categorie WIM-zaken waar agressie de aanklacht is, vaker bij de Nederlandse rechtbank dan bij het Internationaal Strafhof terecht gaan komen.” De Haagse rechtbank is daar ook klaar voor, aldus Haijer. “Wij vinden het belangrijk onze bijdrage te leveren aan het berechten van deze misdaden. Alle betrokkenen, zowel verdachten als slachtoffers, van internationale misdrijven hebben recht op een eerlijk proces, ongeacht hun status of nationaliteit.”
Extra beroep
Niet alleen de rechtbank, ook het Haagse gerechtshof zal het drukker krijgen na de wetswijziging. “Er is een toename van aangiften te verwachten, maar het Openbaar Ministerie kan waarschijnlijk niet in alle gevallen tot vervolging overgaan”, stelt Haijer. Als het Openbaar Ministerie vaker besluit verdachten niet te vervolgen, wordt daar ook vaker een beroep tegen aangetekend via de artikel 12-procedure, verwacht Haijer. “Dat zou voor het gerechtshof in Den Haag betekenen dat ze meer Artikel 12-zaken moeten gaan behandelen.”
Bron: de Rechtspraak