Opstelten en Teeven willen opgelegde straf direct uitvoeren
/Verdachten die door de rechtbank tot ten minste één jaar gevangenisstraf zijn veroordeeld, moeten straks direct hun straf ondergaan en komen dus niet op vrije voeten in afwachting van hoger beroep. Dit blijkt uit het wetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van minister Opstelten en staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie, dat vandaag voor advies naar verschillende instanties is gestuurd. De maatregel vloeit voort uit het regeerakkoord.
Voor de geloofwaardigheid van het strafrecht is het van groot belang dat een strafrechtelijke beslissing zo snel mogelijk wordt uitgevoerd. Nu gebeurt dat pas nadat het vonnis onherroepelijk is geworden. Strafrecht moet herkenbaar zijn, krachtig en op maat, aldus de bewindslieden. Dit vereist dat zaken correct en tijdig worden afgehandeld en dat straffen daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd.
Het komt regelmatig voor dat een crimineel na zijn veroordeling in eerste aanleg pas veel later (soms ook jaren later) in de cel belandt om zijn straf uit te zitten. Veroordeelden blijken onvindbaar, als de executie van de straf te lang op zich laat wachten. Dit alles leidt regelmatig tot onbegrip en frustratie bij slachtoffers en nabestaanden. Het is ook slecht voor het vertrouwen in de strafrechtketen. Daarom is de inzet dat elke straf die de rechter oplegt, ook daadwerkelijk ten uitvoer moet worden gelegd. Hierdoor zal het aantal openstaande (nog niet uitgevoerde) vrijheidsstraffen dalen.
De huidige praktijk laat zien dat veel veroordeelden in afwachting van hun hoger beroep in voorlopige hechtenis zitten. Er is echter een groep van veroordeelden die niet gedetineerd is, terwijl de berechting in hoger beroep nog loopt. Dankzij de dadelijke tenuitvoerlegging kan straks ook voor deze groep de gevangenisstraf direct beginnen. Zo wordt verzekerd dat zij ook daadwerkelijk hun straf ondergaan.
Bij de keuze voor de dadelijke tenuitvoerlegging laten de bewindslieden twee factoren zwaar meewegen: de belangen van slachtoffers en nabestaanden van misdrijven en het belang van de samenleving bij straffen die ook daadwerkelijk worden uitgevoerd.
Daarnaast hebben de bewindslieden zeker ook oog voor het belang van de individuele verdachte. De tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf kan niet worden teruggedraaid als na een eerste veroordeling later in hoger beroep toch vrijspraak volgt. Daarom voorziet het wetsvoorstel ook in een regeling voor de vergoeding van schade van (achteraf) ten onrechte ondergane detentie. Overigens geldt voor het overgrote deel van de verdachten dat hun straf in eerste aanleg in hoge mate overeenkomt met de straf in hoger beroep.
Verder krijgt de rechter de mogelijkheid om de dadelijke tenuitvoerlegging op te schorten of te schorsen, bijvoorbeeld in verband met zwaarwegende persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Bron: Rijksoverheid