Schorsing inbewaringstelling Udense vastgoedondernemer
/De Udense vastgoedondernemer die begin oktober 2013 onder voorwaarden vrij kwam, moet weer terug naar het huis van bewaring. Dit bepaalde de rechtbank Oost-Brabant. Een verzoek van de man tot opheffing of schorsing van zijn inbewaringstelling werd afgewezen.
Voorgeschiedenis
De Udense vastgoedondernemer werd in april 2013 persoonlijk failliet verklaard, waarbij een rechter-commissaris en twee curatoren werden benoemd. Omdat de man zich volgens de rechter-commissaris niet houdt aan de verplichtingen uit de Faillissementswet, waaronder de plicht curatoren informatie te verstrekken, heeft de rechter-commissaris de rechtbank eind augustus gevraagd om de man vast te zetten. De rechtbank heeft dat verzoek toen toegewezen en de man zat sinds 10 september 2013 vast in het huis van bewaring. Begin oktober kwam de vastgoedondernemer onder voorwaarden vrij. In december heeft de rechtbank bevolen dat de schorsing van de inbewaringstelling wordt opgeheven en moest de man weer naar het huis van bewaring.
Beslissing van de rechtbank
De vastgoedondernemer heeft de rechtbank daarna opnieuw verzocht zijn inbewaringstelling op te heffen of te schorsen of zijn inbewaringstelling uit te zitten in zijn eigen woning. De rechtbank heeft hem opgeroepen voor een zitting begin januari. Daar is hij zelf niet verschenen. De rechtbank heeft nu het verzoek tot opheffing of schorsing van de inbewaringstelling afgewezen. Via zijn zeggenschap over (een deel van) het concern en door niet alle gegevens te verstrekken, frustreert de Udenaar het beheer en de vereffening van de boedel in het faillissement. De inbewaringstelling dient als dwangmiddel tegen dit plichtsverzuim.
De rechtbank heeft de man ook een contactverbod opgelegd met iedereen behalve zijn advocaten, curatoren en de rechter-commissaris. Er bestaat namelijk een reëel gevaar dat eventueel aanwezige vermogens waarop de boedel aanspraak zou kunnen maken, door de man alsnog elders ondergebracht zullen worden.