Tweede editie Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & Handhaving (TBS&H)
/Vandaag is de tweede editie van het Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & Handhaving (TBS&H) uitgekomen. Deze editie bevat de volgende bijdragen:
Redactioneel
Wolf of Wallstreet, Margin Calls – feit of fictie? mr. A. Verbruggen
“Op Wallstreet belazerde iedereen zijn klanten” – zo relativeert Jordan Belfort zijn eigen daden onlangs in het FD. En passant stelt Belfort de cultuur binnen de financiële sector – waarin hij jaren werkzaam was en goed ingevoerd – aan de kaak. Wolf of Wallstreet, Margin Calls – feit of fictie?
Artikelen
Spreken is zilver, zwijgen is goud: een inlichtingenverplichting zonder waarborg fout? De reikwijdte van het nemo tenetur-beginsel en de (voorgenomen) faillissementswetgeving mr. A. Zeeman, mr. A.A. Feenstra
In deze bijdrage gaan de auteurs in op een aantal onderwerpen waarbij de reikwijdte en toepassing van het nemo tenetur-beginsel aan de orde is. Ten eerste is dit het veelbesproken Chambaz-arrest van het EHRM. In dit arrest heeft het EHRM het nemo tenetur-beginsel uitgebreid naar de persoon die ‘niet kan uitsluiten’ dat gevorderd materiaal voor bestraffingsdoeleinden gebruikt zal worden.
Vervolgens wordt ingegaan op de ‘receptie’ van het Chambazarrest in de jurisprudentie van de Hoge Raad. Voor een goed begrip voor de samenhang met voorgaande EHRMarresten wordt voorafgaand aan beide onderwerpen een analyse gegeven van de ‘klassieke’ jurisprudentie ten aanzien van het nemo tenetur-beginsel. Hiernaast wordt aandacht besteed aan een nieuwe wending bij de toepassing van het nemo tenetur-beginsel, namelijk de uitwerking in de faillissementspraktijk. Door de recente ontwikkelingen in de jurisprudentie en de focus van het Openbaar Ministerie op faillissementsfraude is de toepassing van het nemo tenetur-beginsel op dit terrein actueel geworden. In de faillissementswetgeving zijn legio verplichtingen opgenomen van een gefailleerde ten opzichte van de curator, terwijl het nemo tenetur-beginsel in die relatie nog betrekkelijk onontgonnen gebied lijkt. Ten slotte wordt afgerond met een standpunt omtrent de reikwijdte van het nemo tenetur-beginsel, alsmede een waardering hoe de huidige en toekomstige faillissementswetgeving zich verhoudt tot dat beginsel.
Toezicht, innovaties en regie dr. R.L.N. Westra, dr. mr. G.J.C.M. Bakker
Op 9 september 2013 verscheen het rapport ‘Toezien op publieke belangen’ van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). De ondertitel ‘Naar een verruimd perspectief op rijkstoezicht’ is veelzeggend. Het zinspeelt op een veranderende kijk op toezicht. Dat toezicht volop in de maatschappelijke, politiek-bestuurlijke en wetenschappelijke belangstelling staat, wordt mede veroorzaakt door kwesties als Vestia (woningcorporatie), Amarantis (onderwijs), SNS (financiële sector) en Ruwaard van Putten ziekenhuis (gezondheidszorg). Dit zijn recente voorbeelden van situaties waar mogelijk falend toezicht een rol heeft gespeeld.
‘Salduz’ bij niet-aangehouden verdachten: de Hoge Raad schiet tekort mr. J.T.E. Vis, mr. E. van Reydt
In dit stuk zetten de auteurs de huidige stand van zaken rond het recht op consultatiebijstand voor niet-aangehouden verdachten uiteen en betogen zij dat de rechtspraak van de Hoge Raad ter zake de consultatiebijstand voor deze categorie verdachten de toets van het EHRM niet kan doorstaan.
Jurisprudentie
De Wet Bibob en de ‘criminal charge’ Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State 4 juni 2014 ECLI:NL:RVS:2014:1993 mr. drs. van der Vorm
In voornamelijk de bestuursrechtelijke literatuur is veel kritiek geuit op de Wet Bibob wet. Zo is ze omschreven als een ‘bestuursrechtelijk wangedrocht’1 en een ‘geforceerd wetgevingsproduct’. De commentaren op deze wet hebben onder andere betrekking op het feit dat de intrekking van een beschikking op grond van de Wet Bibob onder omstandigheden wellicht is aan te merken als een ‘criminal charge’ en in het verlengde hiervan sprake is van een gebrek aan rechtsbescherming voor de betrokkene(n). Voorts wordt het gedoogbeleid ten aanzien van de coffeeshops als problematisch ervaren. Deze problematische aspecten worden in deze annotatie besproken aan de hand van de onderhavige uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Allereerst worden de feiten uit de onderhavige casus besproken. Ten tweede wordt aandacht besteed aan de discussie over de vraag in hoeverre een intrekking van een beschikking op grond van de Wet Bibob dient te worden aangemerkt als een ‘criminal charge’. Ten derde wordt ingegaan op het gedoogbeleid van coffeeshops in relatie tot de toepassing van de Wet Bibob.
De kwalificatie bij witwassen in ontwikkeling HR 25 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:702 en ECLI:NL:HR:2014:714 mr. D.J. van Leeuwen
Klik hier voor meer informatie over TBS&H.