'Tweede Kamer opgelet! Stiekeme uitholling van het zwijgrecht en overruling van de rechter'
/Indien ambtenaren van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) een redelijk vermoeden hebben dat een onderneming een overtreding heeft begaan, is er geen verplichting aan de zijde van die onderneming ter zake een verklaring af te leggen. Deze bepaling is thans nog te vinden in het eerste lid van art. 53 van de Mededingingswet. Het is een tekst die enige ruimte voor interpretatie laat. Veelal wordt aangenomen dat de woorden ‘aan de zijde van die onderneming’ impliceren dat de kring van personen die het zwijgrecht van de onderneming kunnen inroepen relatief breed is. In diverse uitspraken van de Rechtbank te Rotterdam is geoordeeld dat in elk geval werknemers zich ‘aan de zijde van de onderneming’ bevinden en zich derhalve kunnen beroepen op het hier bedoelde zwijgrecht.
Meer recent heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) daaraan toegevoegd dat hetzelfde heeft te gelden voor de ex-werknemer die wordt gevraagd inlichtingen te geven over het handelen van zijn voormalige werkgever, in de periode dat hij daar nog werkzaam was. De enkele omstandigheid dat het dienstverband van de werknemer ten tijde van zijn verhoor beëindigd is, vormt volgens het College geen rechtvaardiging voor een verval van het zwijgrecht.