Veroordeling wegen grootschalige fraude met kinderopvangtoeslag voor onder meer neptweelingen, gepleegd in georganiseerd
/Rechtbank Overijssel 1 december 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:6324
- in de periode van 1 januari 2010 t/m 5 maart 2013 al dan niet samen met anderen valse opgaven heeft gedaan in veertien authentieke akten (geboorteakten), door valselijk in die akten op te laten nemen dat 14 kinderen waren geboren;
- in de periode van 1 januari 2008 t/m 5 maart 2013 al dan niet samen met anderen veertien aanvraagformulieren kinderopvangtoeslag valselijk heeft opgemaakt, dan wel dat hij in die periode al dan niet samen met anderen gebruik heeft gemaakt van die veertien valse aanvraagformulieren kinderopvangtoeslag;
- in de periode van 1 januari 2008 t/m 5 maart 2013 al dan niet samen met anderen een hoeveelheid facturen, jaaropgaven, antwoordformulieren en bezwaarschriften valselijk heeft opgemaakt, dan wel dat hij in die periode al dan niet samen met anderen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van die valse documenten;
- in de periode van 1 januari 2008 t/m 5 maart 2013 al dan niet samen met anderen onder meer de Rabobank en de ABN Amrobank heeft opgelicht voor in totaal € 1.767.810;
- in de periode van 1 januari 2008 t/m 5 maart 2013 al dan niet samen met anderen de Belastingdienst heeft opgelicht voor in totaal € 904.023,26;
- in de periode van 1 januari 2006 t/m 5 maart 2013 al dan niet samen met anderen een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van geldbedragen van in totaal € 904.023,26 en € 1.423.952,38;
- in de periode van 1 januari 2008 t/m 5 maart 2013 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, terwijl hij samen met verdachte 2 leider was van die organisatie.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte een volledige bekentenis heeft afgelegd en dat alle onder 1 tot en met 7 aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met uitzondering van de betrokkenheid van de directe familieleden van verdachte.
Oordeel rechtbank
Feit 1
Onder feit 1 is aan verdachte 1 ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 5 maart 2013 in verschillende plaatsen in Nederland, tezamen met een ander of anderen, in veertien geboorteakten valselijk de geboorte van een in werkelijkheid niet geboren kind heeft laten opnemen, waaronder tweelingen genaamd Alexandru en Daniël naam 1, Marian en Alexandra naam 2 en Oliver en Roland naam 3.
Uit het dossier blijkt dat verdachte op 12 oktober 2010 in het gemeentehuis van Hengelo (O) aanwezig is geweest bij de aangifte van de geboorte van de tweeling Andreea en Danyel naam 8 door naam 9. Deze tweeling was in werkelijkheid niet geboren.
Op 1 november 2010 heeft medeverdachte 4 in het gemeentehuis van Veghel aangifte gedaan van de tweeling Robert naam 10 en Andrei naam 10. Bij deze aangifte is de broer van verdachte, verdachte 2, op verzoek van verdachte als tolk opgetreden. Ook deze tweeling was in werkelijkheid niet geboren.
Op 28 juli 2010 heeft verdachte samen met naam 11 in het gemeentehuis van Arnhem aangifte gedaan van de geboorte van de tweeling Mariana en Alexandra naam 2. Ook deze tweeling was in werkelijkheid niet geboren.
Op 23 april 2010 heeft medeverdachte 5 in het gemeentehuis van Tilburg aangifte gedaan van de geboorte van de tweeling Alexandru en Daniël naam 1. Verdachte is bij die aangifte aanwezig geweest. De tweeling was in werkelijkheid niet geboren.
Ook op 28 mei 2010 heeft verdachte samen met naam 11 in het gemeentehuis van Tilburg aangifte gedaan van de geboorte van een tweeling, Leander en Meli naam 11. Ook deze tweeling was in werkelijkheid niet geboren.
A. naam 3 heeft op 12 oktober 2010 in het gemeentehuis van Tilburg aangifte gedaan van de geboorte van de tweeling Oliver en Roland naam 3. Verdachte is daarbij aanwezig geweest en ook deze tweeling was in werkelijkheid niet geboren.
Tot slot heeft medeverdachte 4 op 21 maart 2011 in het gemeentehuis van ‘s-Hertogenbosch aangifte gedaan van de geboorte van de tweeling Costel en Leana medeverdachte 4. verdachte 2 heeft daarbij op verzoek van verdachte de weg gewezen en getolkt.
Verdachte is dus in totaal bij tien geboorteaangiften zelf aanwezig geweest en bij vier aangiften is op zijn verzoek verdachte 2 aanwezig geweest. Hij heeft verklaard dat geen van de aangegeven tweelingen daadwerkelijk geboren was.
Het onder feit 1 ten laste gelegde kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook bewezen worden verklaard.
Feit 2
Onder feit 2 is primair aan verdachte ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 5 maart 2013 valselijk aanvragen kinderopvangtoeslag heeft opgemaakt, zeven aanvragen voor neptweelingen (onder wie de neptweeling naam 1, naam 2 en naam 3) en zeven aanvragen voor bestaande kinderen (onder wie verdachtes eigen kinderen).
- zeven aanvragen voor de neptweelingen
Uit het dossier blijkt dat ten behoeve van de in tenlastelegging genoemde tweelingen naam 2, naam 1 en naam 3 in de ten laste gelegde periode in totaal zeven aanvragen voor kinderopvangtoeslag zijn ingediend. Deze kinderen bestonden niet en er werd dan ook geen opvang genoten bij de opgegeven kinderdagverblijven. Verdachte heeft verklaard dat hij de aanvragen om kinderopvangtoeslag heeft ingediend doch dat de kinderen feitelijk nooit in de kinderopvang zijn geweest.
- zeven aanvragen voor bestaande kinderen
In de ten laste gelegde periode heeft verdachte in totaal vijf aanvragen voor kinderopvangtoeslag ingediend ten behoeve van zijn eigen kinderen (namen 4, 5, 6. De kinderen zouden opvang hebben genoten bij kinderopvangverblijf Dino in Tilburg. Navraag bij deze kinderopvangorganisatie heeft opgeleverd dat de drie kinderen over de opgegeven periodes echter geen opvang hebben genoten. Verdachte heeft verklaard dat hij de aanvragen heeft ingediend en dat de kinderen over de opgegeven periodes inderdaad geen opvang hebben genoten.
Daarnaast heeft verdachte op naam van naam 12 een tweetal aanvragen voor kinderopvangtoeslag ten behoeve van naam 7, geboren 7 augustus 2009, bij de Belastingdienst ingediend. Ook in deze twee gevallen is er in werkelijkheid door die kinderen geen opvang genoten en zijn er geen opvangkosten gemaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan hetgeen onder feit 2 primair ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen worden.
Feit 3
Onder feit 3 primair is aan verdachte ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 5 maart 2013 een aantal stukken valselijk heeft opgemaakt.
De rechtbank leidt uit het dossier af dat verdachte ter ondersteuning van de aanvragen kinderopvangtoeslag voor zowel de neptweelingen als zijn eigen kinderen, een aantal valse facturen en valse overzichten van kinderopvangtoeslag heeft opgemaakt. Ook heeft hij op antwoordformulieren onjuiste gegevens ingevuld en bezwaarschriften valselijk opgemaakt. Op basis van de door de verdachte ingeleverde valse stukken is de Belastingdienst overgegaan tot uitbetaling van de kinderopvangtoeslag.
Verdachte heeft bekend de in de tenlastelegging genoemde stukken valselijk te hebben opgemaakt. Het gaat daarbij om twee bezwaarschriften, twaalf facturen (voorzien van jaaropgaven) en drie antwoordformulieren.
Het onder feit 3 primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
De rechtbank begrijpt de tenlastelegging onder feit 4 aldus dat verdachte wordt verweten dat hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 5 maart 2013 samen met een ander of anderen de Rabobank en de ABN Amrobank met gebruikmaking van meerdere bankrekeningen heeft opgelicht voor een bedrag van €1.767.810, althans €1.423.952,38, waarbij voor elk van die banken het gebruik van één rekening feitelijk is uitgewerkt.
De rechtbank overweegt met betrekking tot dit feit het volgende.
De ABN Amrobank en de Rabobank hebben over de periode van 17 oktober 2008 tot en met september 2012 vijftien aangiften gedaan. De banken hebben aangegeven benadeeld te zijn door verschillende, verspreid over Nederland gevestigde ondernemingen. De in voornoemde aangiften overeenkomende werkwijze was telkens dat ondernemingen werden ingeschreven bij de KvK. Vervolgens werden voor de betreffende ondernemingen en voor privépersonen bankrekeningen geopend. Daarnaast kwam het betreffende bedrijf met de bank overeen dat sealbags afgestort konden worden. In eerste instantie werd het bedrag dat middels sealbags werd afgestort pas bijgeschreven na telling. Na drie maanden werd bij de banken een verzoek ingediend om stortingen ‘onder gewoon voorbehoud’, afgekort OGV-stortingen, te mogen doen.
Bij OGV-stortingen krijgt de klant toestemming van de bank om haar, via elektronische weg, door te geven wat men voornemens is te storten. Het geld wordt door de klant verpakt in een sealbag. Deze sealbags zijn voorzien van een barcode. Bij storting van de sealbag bij de bank wordt de barcode gelezen en het reeds doorgegeven bedrag op de rekening bijgeschreven. Pas na enige dagen wordt door de telcentrale van de bank de daadwerkelijke inhoud van de sealbag gecontroleerd.
In de fase tussen het doen van de opgaaf richting bank/het moment van storting en de daadwerkelijke telling werden in een korte periode meerdere sealbag stortingen gedaan. Bij telling bleek vervolgens dat er geen of een zeer gering geldbedrag in de sealbag zat, waardoor ten onrechte een groot geldbedrag op de rekening van dat betreffende bedrijf werd bijgeschreven. Op het moment dat de fraude ontdekt werd, was dit geldbedrag al doorgesluisd naar andere rekeningen of opgenomen via geldautomaten bij banken (pinrondjes) of in het casino, zodat correctie door de bank niet meer mogelijk was. De klant of het betreffende bedrijf was vervolgens niet meer te traceren en gestaakt, waardoor de bank met het nadeel bleef zitten. De ondernemingen stonden veelal op naam van familieleden van verdachte 1 en verdachte 2 en moeders van neptweelingen.
Het in de tenlastelegging genoemde bedrag van €1.767.810 is het door de verdachten aangegeven bedrag als zijnde gestort middels sealbags. Het door de banken opgegeven schadebedrag bedraagt €1.423.952,38. Dat dit bedrag lager uitvalt dan het bedrag van €1.767.810 heeft te maken met het feit dat banken kans hebben gezien bedragen tegen te houden, waardoor het schadebedrag niet verder is opgelopen dan €1.423.952,38.
a) de Rabobank: de rekening van de eenmanszaak medeverdachte 1 h/o naam bedrijf 1
Bij deze bank is door de echtgenote van verdachte, medeverdachte 1, op naam van de eenmanszaak medeverdachte 1 h/o naam bedrijf 1 een rekening geopend. Ook heeft zij op naam van naam bedrijf 1 met de Rabobank een afstortovereenkomst afgesloten. Op 4 maart 2011 is door naam bedrijf 1 gemeld dat er vier sealbags zijn gestort met een totale inhoud van €44.980. Bij controle van deze sealbags is vastgesteld dat er geen geld in zat maar witte blaadjes. Pinopnames bij de Rabobank laten zien dat medeverdachte verdachte 2 geld heeft gepind van de rekening van naam bedrijf 1.
b) de ABN Amrobank: de rekening van de eenmanszaak medeverdachte 1 h/o naam bedrijf 1
Ook bij deze bank heeft medeverdachte 1 op naam van de eenmanszaak medeverdachte 1 h/o naam bedrijf 1 een rekening geopend. In de periode december 2010 tot eind februari 2011 zijn er elf sealbags afgestort. Het opgegeven bedrag bleek te kloppen met de inhoud van de sealbags. Nadat door de ABN Amrobank toestemming was verleend om onder gewoon voorbehoud te storten, hebben er in de periode van 4 maart 2011 tot 9 maart 2011 zes sealbagstortingen, met een aangegeven bedrag van €89.590, plaatsgevonden waarbij is vastgesteld dat er geen geld in de sealbags aanwezig was. In diezelfde periode is in totaal €114.497,15 van de rekening van naam bedrijf 1 contant opgenomen (op 4 maart 2011 tweemaal €10.000 in het casino te Breda door medeverdachte verdachte 2) of direct overgemaakt naar de privérekening van medeverdachte 1 (€16.218,18) of naar een bankrekening van haar schoonvader en schoonmoeder. Zo zijn meerdere keren bedragen, waaronder een bedrag van €8.989,50, overgemaakt naar haar schoonvader medeverdachte 2 en ruim €65.000 naar haar schoonmoeder medeverdachte 3 en naar de onderneming op naam van medeverdachte 3, naam bedrijf 2.
Verdachte 1 heeft verklaard dat hij de gegevens omtrent de sealbagstortingen naar de bank heeft gestuurd en de lege sealbags heeft ingeleverd.
Medeverdachte 1 heeft ontkend dat zij iets weet van de fraude. Zij heeft verklaard dat de opnames in het casino en de overboekingen naar medeverdachte 2 en medeverdachte 3 door verdachte 2 moeten zijn gedaan omdat hij als enige de beschikking heeft gehad over het bankpasje van naam bedrijf 1. Zij is met verdachte 2 naar de Rabobank en ABN Amrobank geweest voor de sealbagovereenkomsten.
De rechtbank stelt de verklaring van medeverdachte 1, dat zij niets weet van de sealbagfraude, als ongeloofwaardig terzijde. medeverdachte 1 heeft naam bedrijf 1 op haar naam laten zetten, ook al werd de onderneming feitelijk voor rekening van verdachte 1 en verdachte 2 gedreven. Daarnaast is van het door de ABN Amrobank bijgeschreven geldbedrag ad €89.590 in de twee dagen na die bijschrijving €16.218,18 op haar privérekening overgeboekt.
Medeverdachte verdachte 2 ontkent eveneens iedere betrokkenheid bij de onderhavige sealbagstortingen. Hij heeft wel meerdere keren voor verdachte 1 bij banken geld gepind, maar hij ontkent de €20.000 in het casino te hebben opgenomen. Na aanvankelijke ontkenning verklaart hij dat verdachte 1 hem gevraagd heeft om sealbags te storten.
De rechtbank stelt ook de verklaring van verdachte 2 als ongeloofwaardig terzijde. De rechtbank acht bewezen dat verdachte 2 samen met medeverdachte 1 de bankrekeningen op naam van naam bedrijf 1 heeft geopend, dat hij sealbags heeft afgestort en dat hij op 4 maart 2011 in het casino te Breda in totaal €20.000 contant heeft opgenomen van de rekening van naam bedrijf 1. Ook heeft hij de beschikking gehad over de bankpas van naam bedrijf 1.
Naar het oordeel van de rechtbank is er met betrekking tot naam bedrijf 1 sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte 1 en de medeverdachten medeverdachte 1 en verdachte 2.
Op grond van vorenstaande overwegingen acht de rechtbank het aan verdachte onder feit 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de €104.740 die door de ABN Amrobank op de rekening van medeverdachte 6 h/o naam bedrijf 3 is bijgeschreven. Met betrekking tot dit geldbedrag bevat het dossier onvoldoende bewijs dat verdachte 1 bij de afgifte van de lege sealbags, de overboeking van de bijgeschreven geldbedragen en de contante opnames van die bedragen betrokken is geweest.
Feit 5
De rechtbank begrijpt dat het onder feit 5 ten laste gelegde in het verlengde ligt van feit 2. Verdachte wordt verweten dat de Belastingdienst in verband met onder meer de aanvragen kinderopvangtoeslag voor de tweelingen naam 2, naam 1 en naam 3 een bedrag van in totaal €904.023,26 heeft uitbetaald.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte 1 veertien aanvragen kinderopvangtoeslag valselijk heeft opgemaakt. Deze aanvragen zijn ingediend bij de Belastingdienst en uit het dossier blijkt dat de Belastingdienst op die aanvragen in totaal een bedrag van €829.115,26 heeft uitbetaald.
Het verschil tussen de ten laste gelegde €904.023,26 en de uitbetaalde kinderopvangtoeslag ad €829.115,26 bestaat uit bedragen aan kindgebonden budget, huurtoeslag en zorgtoeslag die eveneens door de Belastingdienst zouden zijn uitbetaald. De feitelijkheden die onder feit 5 nader zijn omschreven zien echter alleen op kinderopvangtoeslag en niet op andere toeslagen en/of budgetten.
De rechtbank acht – met inachtneming van het vorenstaande – het onder feit 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 6
Feit 6 van de tenlastelegging behelst het verwijt dat verdachte 1 in de periode van 1 januari 2008 tot en met 5 maart 2013 een gewoonte heeft gemaakt van witwassen. Dit verwijt is nader feitelijk uitgewerkt in een drietal onderdelen, te weten in de eerste plaats het contant opnemen van geldbedragen in casino’s voor in totaal €813.150, in de tweede plaats het over (laten) boeken van geldbedragen op bankrekeningen van andere natuurlijke en rechtspersonen en eenmanszaken en in de derde plaats het beschikken over 35 auto’s en een motorfiets.
De rechtbank overweegt met betrekking tot dit feit als volgt.
De bestanden van de Belastingdienst laten zien dat van verdachte 1 in de tenlastegelegde periode geen c.q. zeer geringe reguliere inkomsten bekend zijn. Desondanks heeft hij op grote schaal geld uitgegeven en zijn rekeningen/betalingen voor de ‘verdachte 1’ gedaan. Het geld dat door middel van de fraude met kinderopvangtoeslagen en de sealbagfraude van de Belastingdienst, de Rabobank en ABN Amrobank binnenkwam, is op grote schaal witgewassen door:
- het snel overboeken van de ontvangen gelden op een andere binnenlandse of buitenlandse rekening;
- het pinnen van ontvangen gelden met diverse pasjes;
- opnames in het casino;
- het kopen en op naam van anderen zetten van auto's;
- de betaling van schulden van de verdachte 1 via verschillende rekeningen en andere vormen van ondersteuning van de familie (door de betaling van huurpenningen, zorgpremies, incasso’s, vakanties, bezoeken aan pretparken en winkelen);
- de aankoop van onroerend goed (woningen in Tilburg aangekocht via medeverdachte 7 en medeverdachte 8 en van onroerend goed in Servië);
- de aankoop van boten;
- het op bankrekeningen op naam van bestaande en niet bestaande ondernemingen laten storten van contante geldbedragen die in sealbags gestopt werden.
Uit het dossier blijkt dat over de periode van 20 december 2007 tot en met 21 februari 2013 op in totaal 42 verschillende bankrekeningen 5.518 mutaties (een bij- of een afboeking) hebben plaatsgevonden. Deze bankrekeningen staan op naam van zeventien verschillende personen. Naast die 5.518 bankmutaties hebben ook 345 mutaties van het Holland Casino en 86 mutaties van het CJIB (Centraal Justitieel Incasso Bureau) plaatsgevonden. In totaal is er €1.183.318,34 aan contant geld op deze rekeningen gestort, terwijl verdachte 1 in die periode niet over legale/officiële inkomsten beschikte waaruit deze contante stortingen verklaard kunnen worden.
- contante opnames in casino’s
Uit de bezoekregistratie van Holland Casino komt naar voren dat verdachte 1 vanaf
1 januari 2008 in totaal 178 keer bij Holland Casino staat geregistreerd als bezoeker en verdachte 2 147 keer. Tijdens zijn bezoeken aan de diverse casino’s heeft verdachte 1 regelmatig grote geldbedragen opgenomen van de bankrekeningen van andere natuurlijke personen en van eenmanszaken.
- het (laten) overboeken van geldbedragen op bankrekeningen van andere natuurlijke of rechtspersonen
De rechtbank acht ook deze verfeitelijking van feit 6 bewezen. Dit oordeel is gegrond op de reeds bewezenverklaarde feiten met betrekking tot de kinderopvangtoeslag voor de diverse neptweelingen en verdachtes eigen kinderen.
- het beschikken over 35 auto’s en een motorfiets
Uit het dossier blijkt dat verdachte 1 auto’s gebruikt heeft (Audi’s en Volvo’s) die op naam stonden van onder meer medeverdachte 3, de eenmanszaak Taxi medeverdachte 9 en medeverdachte 9. Die personen wisten daar niet van of waren daarvoor gevraagd.
Ook dit onderdeel van feit 6 acht de rechtbank bewezen.
Gewoonte
Gezien het feit dat de witwashandelingen van verdachte zich over een periode van meerdere jaren hebben uitgestrekt en gezien de frequentie van die witwashandelingen is de rechtbank van oordeel dat het laste gelegde gewoontewitwassen wettig en overtuigend bewezen is.
Feit 7
Onder feit 7 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 5 maart 2013 samen met zijn broer, zijn vader en moeder, zijn schoonzus en met anderen heeft deelgenomen aan een organisatie die onder meer het plegen van valsheid in geschrifte, het oplichten van banken en de Belastingdienst en het plegen van gewoontewitwassen tot oogmerk had. Van deze organisatie zou hij (mede) leider zijn geweest.
Juridisch kader
Volgens bestendige jurisprudentie moet onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr worden verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Het oogmerk van die organisatie, te weten het plegen van misdrijven, hoeft in de tenlastelegging niet nader omschreven te zijn, maar zal uit de bewijsmiddelen moeten blijken. Voor het bewijs van dit oogmerk zal o.a. betekenis kunnen toekomen (a) aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, (b) aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, (c) aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie. Niet hoeft te worden bewezen dat verdachte in meerdere misdrijven heeft geparticipeerd. Er is sprake van deelnemen aan de organisatie indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Voor deelneming is voldoende dat betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. De betrokkene behoeft dus geen wetenschap te hebben van één of verscheidene concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
De rechtbank leidt uit het dossier af dat er in de periode van 1 januari 2008 tot en met 5 maart 2013 een samenwerkingsverband heeft bestaan tussen de broers verdachte 1 en verdachte 2. Zij beiden vormden de kern van dat samenwerkingsverband en om hen heen bevonden zich personen die – al naar gelang de activiteiten en onder aansturing van verdachte 1 en/of verdachte 2 – hand- en spandiensten verrichtten. Dit patroon heeft zich in de loop van de weergegeven periode meerdere malen en op verschillende manieren voorgedaan.
Het oogmerk van de organisatie bestond in het stelselmatig en planmatig voorbereiden en uitvoeren van fraude met enerzijds kinderopvangtoeslagen en anderzijds sealbags. Bij de voorbereiding van deze vormen van fraude zijn op grote schaal valse geboorteakten opgemaakt. Daarnaast zijn bij de uitvoering valse aanvragen kinderopvangtoeslag en valse facturen en jaaropgaven opgemaakt en ingediend/overgelegd aan/bij de Belastingdienst. Tevens zijn met gebruik van valse inschrijvingen bij de Kamer van Koophandel bankrekeningen geopend bij een tweetal banken. Door de fraude met kinderopvangtoeslagen en sealbags zijn de Belastingdienst en de banken bewogen tot het uitkeren en overmaken van grote geldbedragen. Die geldbedragen zijn niet alleen gebruikt voor dagelijkse huishoudelijke uitgaven en andere privé uitgaven zoals huur en zorgpremies, maar ook voor de aanschaf van onroerend goed, auto’s, boten en goud. Daarmee staat vast dat het oogmerk van de organisatie gericht was op het plegen van misdrijven.
De rechtbank acht niet alleen de deelneming van verdachte aan de organisatie, maar ook zijn leidende rol in die organisatie bewezen. Ook verdachte 2 heeft een leidende rol gehad in de organisatie. Dit oordeel is, naast de hiervoor bewezenverklaarde feiten, ook gegrond op de volgende feiten en omstandigheden:
- Beide broers maakten gebruik van de werkkamer in de woning van vader medeverdachte 2 aan de adres in Tilburg. Ze kwamen hier meerdere keren per week samen om daar te werken en beiden hadden in deze werkkamer een eigen bureau. In en vanuit deze werkkamer zijn de misdrijven van de organisatie gepland en uitgevoerd.
- Beiden konden beschikken over de op de eerste verdieping van die woning aangetroffen bankpassen, op naam van verschillende natuurlijke personen en eenmanszaken.
- Beiden gingen samen met katvangers tweelingen inschrijven bij gemeenten in Nederland, ondernemingen inschrijven bij de Kamer van Koophandel en bankrekeningen openen bij verschillende banken.
- Naast het vorenstaande wordt de samenwerking tussen de broers ook duidelijk uit de verklaringen van medeverdachte 5, A. naam 3, medeverdachte 4, medeverdachte 8 en naam 13.
Bewezenverklaring
- feit 1: medeplegen van het in een authentieke akte doen opnemen van een valse opgave aangaande een feit van welks waarheid de akte moet doen blijken, met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware zijn opgave in overeenstemming met de waarheid, meermalen gepleegd;
- feit 2 primair: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
- feit 3 primair: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
- feit 4: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
- feit 5: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
- feit 6: medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
- feit 7: als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Strafoplegging
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden;
Lees hier de volledige uitspraak.
Rechtbank Overijssel 1 december 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:6325
De broer van verdachte wordt veroordeelt tot een gevangenisstraf van 3 jaar.
Hij is betrokken geweest bij de geboorteaangifte van een tweeling die in werkelijkheid niet geboren was, bij het aanvragen van kinderopvangtoeslag voor onder meer die neptweeling, bij het valselijk opmaken van een aantal documenten, bij de oplichting van een bank door middel van sealbags en bij het witwassen van de opbrengsten van die strafbare feiten. Bovendien heeft hij al deze strafbare feiten gepleegd in georganiseerd verband met een aantal personen uit zijn familie en naaste omgeving.
Lees hier de volledige uitspraak.