Advies AG aan HR over beslag medisch dossiers patiënte verstervingszaak zorgcentrum Sittard: beslissing rb dat er zwaarwegende redenen zijn om medisch beroepsgeheim te doorbreken kan in stand blijven

Parket bij de Hoge Raad 2 juli 2024, ECLI:NL:PHR:2024:673

De beslissing van de rechtbank Limburg om het beklag van een (verdachte) arts tegen de inbeslagname van twee medische dossiers ongegrond te verklaren omdat er zwaarwegende redenen zijn om het medisch beroepsgeheim te doorbreken, kan in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Spronken in haar conclusie.

Achtergrond

De (beklag)procedure heeft betrekking op een strafrechtelijk onderzoek dat door het Openbaar Ministerie (OM) is gestart naar aanleiding van het overlijden van een 87-jarige vrouw die was opgenomen in zorgcentrum Lemborgh in Sittard, in de media ook wel ‘verstervingszaak zorgcentrum Sittard’ genoemd. Onder meer de behandelend arts van de vrouw is in dit onderzoek aangemerkt als verdachte. In juli 2023 heeft de officier van justitie bij de rechter-commissaris de inbeslagname van het medisch dossier en het verpleegkundig-zorgdossier gevorderd. De rechter-commissaris heeft de vordering toegewezen en de dossiers in beslag genomen. Tegen deze inbeslagname heeft de arts bezwaar gemaakt vanwege zijn medisch beroepsgeheim. De rechter-commissaris heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing is door de arts een klaagschrift ingediend bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beklag ongegrond verklaard. De arts heeft van deze beslissing beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

Cassatie(klachten)

De advocaat van de arts vraagt de Hoge Raad de beslissing van de rechtbank te vernietigen. In cassatie wordt geklaagd over het oordeel van de rechtbank dat zich zeer uitzonderlijke omstandigheden voordoen die maken dat de waarheidsvinding dient te prevaleren boven het verschoningsrecht van de arts.

Advies AG

Juridisch kader

Een arts is verplicht om bij al hetgeen hem bij de uitoefening van zijn beroep vertrouwelijk ter kennis is gekomen geheimhouding te betrachten. Aan deze geheimhouding is verschoningsrecht verbonden. In beginsel geldt dat het verschoningsrecht prevaleert boven de waarheidsvinding. Maar het verschoningsrecht is niet absoluut. Er kunnen zeer uitzonderlijke omstandigheden zijn op grond waarvan de rechter het verschoningsrecht in het belang van de waarheidsvinding kan doorbreken. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat van zeer uitzonderlijke omstandigheden sprake kan zijn als de verdenking zich richt tegen de arts zelf, meer in het bijzonder wanneer de arts verdacht wordt van een jegens zijn patiënt gepleegd delict. Daarbij geldt dat de gegevens niet op een andere minder ingrijpende wijze kunnen worden verkregen en dat de inbreuk op het verschoningsrecht niet verder gaat dan strikt nodig is.

Zeer uitzonderlijke omstandigheden?

Volgens de verdediging heeft de rechtbank de verdenking onvoldoende gespecificeerd en zou daarmee geen sprake zijn van zeer uitzonderlijke omstandigheden die de doorbreking van het verschoningsrecht rechtvaardigen. De rechtbank heeft inderdaad niet nader geconcretiseerd om welk opzettelijk gepleegd levensdelict het zou gaan. Wel heeft de rechtbank vastgesteld dat de vrouw mogelijk is komen te overlijden als gevolg van ondervoeding of uithongering, terwijl onvoldoende vaststaat dat zij een doodswens had, dat euthanasie niet aan de orde was, zij niet terminaal was en zij in een verplegende, medische omgeving verbleef. Op grond daarvan komt de rechtbank tot het oordeel dat jegens de verdachte, de hoofdbehandelaar van de vrouw, een redelijk vermoeden van schuld bestaat van een (zeer) ernstig strafbaar feit. De AG is van mening dat een nadere concretisering niet van de beklagrechter hoeft te worden gevraagd. De beklagprocedure biedt slechts ruimte voor een summiere toetsing van de verdenking. Het bestaan van een verdenking van een opzettelijk gepleegd levensdelict is volgens de AG in dit geval voldoende concreet. De cassatieklacht slaagt niet.

Doorbreking verschoningsrecht verder dan strikt noodzakelijk?

Volgens de verdediging heeft de rechtbank niet (begrijpelijk) vastgesteld dat doorbreking van het verschoningsrecht niet verder zal gaan dan strikt noodzakelijk. De rechtbank heeft overwogen dat het medisch dossier en het verpleegkundig dossier een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan de waarheidsvinding. Verder heeft de rechtbank vastgesteld welke informatie voor het onderzoek van het OM van belang is en acht de rechtbank doorbreking van het verschoningsrecht aangewezen. Mogelijkheden om deze informatie ‘zonder of met een minder vergaande schending van het verschoningsrecht’ te verkrijgen zijn de rechtbank niet gebleken. Daarin heeft de rechtbank ook de mogelijkheid tot het horen van getuigen betrokken. Verder acht de rechtbank van belang dat de kennisneming van de dossiers ziet op een beperkte periode, namelijk de periode die relevant is voor het onderzoek. Dit oordeel van de rechtbank is volgens de AG juridisch juist en niet onbegrijpelijk gemotiveerd. Ook deze cassatieklacht faalt.

De AG adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep van de arts te verwerpen en de beslissing van de rechtbank in stand te laten.

Lees hier de volledige conclusie.

Print Friendly and PDF ^