Art. 591a Sv: verzoek toevoeging extra uren afgewezen. Afspraak om op betalende basis verder te gaan. Geen vergoeding van die kosten voor rechtsbijstand.

Rechtbank Rotterdam 6 januari 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:263 De verzoeker is in de strafzaak van 29 september 2013 tot op 30 september 2013 in verzekering gesteld geweest op verdenking van poging doodslag. Aansluitend heeft hij tot op 8 november 2013 in voorlopige hechtenis verbleven. Bij vonnis van deze rechtbank, uitgesproken op 25 maart 2015, is de verzoeker vrijgesproken van hetgeen hem in de strafzaak ten laste was gelegd. Dit vonnis is op 9 april 2015 onherroepelijk geworden.

Het verzoek strekt ertoe dat aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding wordt toegekend voor:

  • kosten voor de noodzakelijke verdediging, gevoerd in de strafzaak tegen verzoeker als verdachte, bestaande uit de kosten van de raadsman van € 2.359,50;
  • kosten voor rechtsbijstand, gemaakt in verband met het opstellen, indienen en behandelen van de verzoekschriften ter hoogte van het forfaitaire bedrag van € 550.

Standpunt OM

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek voor zover het de forfaitaire vergoeding van € 550,= voor het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift beloopt. Voor het overige dient het verzoek te worden afgewezen.

Beoordeling rechtbank

Uit de feiten volgt dat de strafzaak tegen de verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

Bij de beoordeling van het verzoek tot vergoeding van de kosten voor de noodzakelijke verdediging van de verzoeker in de strafzaak wordt vooropgesteld dat de declaratie van de raadsman niet bepalend is voor het beoordelen van het verzoek, maar een belangrijk uitgangspunt vormt dat door de rechtbank wordt betrokken in haar oordeel of er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn aan de verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de kosten voor rechtsbijstand en zo ja, tot welk bedrag.

Daarnaast wordt het volgende vooropgesteld.

Ingevolge artikel 44a, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand (WRB) wordt indien een verdachte in een strafzaak is bijgestaan door een raadsman die op het moment van de verlening van rechtsbijstand is toegevoegd, met uitzondering van de vergoeding van de eigen bijdrage, geen kostenvergoeding van een raadsman als bedoeld in artikel 591a, tweede lid, Sv toegekend, tenzij de toevoeging, anders dan na een daartoe ingediende aanvraag, wordt ingetrokken of beëindigd.

Een verdachte kan zich in een strafproces laten bijstaan door een raadsman die hetzij rechtsbijstand verleent op basis van een toevoeging, hetzij op betalende basis. Het bepaalde in artikel 44a WRB brengt mee dat de keuze voor de grondslag van de rechtsbijstand moet worden gemaakt voordat daadwerkelijk rechtsbijstand is verleend (Kamerstukken II, 2003-2004, 29756, nr. 3, p. 2). Wanneer sprake is van een last tot toevoeging, moet voorts volstrekte helderheid worden betracht over de vraag of van de op basis van deze last verstrekte toevoeging gebruik wordt gemaakt, dan wel dat de betrokken verdachte door een gekozen raadsman betalend wordt bijgestaan. Dat betekent onder meer dat wanneer de raadsman die op basis van een last aan de verdachte is toegevoegd, de verdachte betalend zal bijstaan, onmiddellijk van deze wijziging van de basis waarop rechtsbijstand wordt verleend, kennis moet worden gegeven aan de voorzitter van het college dat de last heeft afgegeven, en aan de Raad voor Rechtsbijstand (ECLI:NL:GHDHA:2013:5107).

Verzocht is om vergoeding van het honorarium van de raadsman voor werkzaamheden ten behoeve van de behandeling van de strafzaak tegen de verzoeker ter hoogte van € 2.359,50. Daaraan is een urenspecificatie ten grondslag gelegd.

De raadsman stond de verzoeker in het kader van zijn strafzaak bij op basis van een toevoeging. De raadsman heeft aan de Raad voor Rechtsbijstand verzocht om meer uren te vergoeden in de strafzaak van verzoeker. De Raad voor Rechtsbijstand heeft dat verzoek afgewezen. Vervolgens heeft de raadsman met verzoeker de afspraak gemaakt om op betalende basis zijn werkzaamheden verder te verrichten. De raadsman heeft na afloop van de strafzaak zijn einddeclaratie bij de Raad voor Rechtsbijstand ingediend, waarbij hij nog een extra punt heeft gekregen.

De rechtbank overweegt dat van intrekking of beëindiging van de toevoeging als bedoeld in artikel 44a WRB geen sprake was toen de raadsman de kosten maakte die thans worden gedeclareerd. Dat maakt dat het verzoek gezien het bepaalde in dit artikel niet voor toewijzing vatbaar is.

De verzuchting van de raadsman dat het steeds lastiger wordt om cliënten op toevoegingsbasis bij te staan, is, alhoewel niet oninvoelbaar, geen om in afwijking van de wettelijke systematiek het verzoek toch toe te wijzen.

 

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^