Rechtbank benoemt gedragsonderzoeker in zaak Twentse ex-neuroloog

Op 1 juli 2013 diende bij de rechtbank Overijssel in Almelo de derde zitting in de zaak van de Twentse ex-neuroloog J.S. Deze pro-forma zitting was voornamelijk bedoeld om de voortgang van de zaak te bewaken en de stand van het onderzoek te bespreken.

Verzoeken verdediging

De verdediging van de ex-neuroloog heeft tijdens de zitting een aantal verzoeken ingediend. De ex-neuroloog wil meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek en heeft een forensisch psychiater voorgesteld om dit onderzoek uit te voeren. Het OM had geen bezwaar tegen deze deskundige en de rechtbank wees het verzoek toe.

De rechtbank wees ook het verzoek toe om een oud-commissaris van het Medisch Spectrum Twente als getuige te horen. Het horen van een andere getuige wees de rechtbank af. De verdediging vroeg verder nog om het horen van een getuige-deskundige op het gebied van verslaving bij medici. Dit verzoek is afgewezen omdat dit onderwerp naar verwachting voldoende aan de orde komt in het onderzoek van de psychiater.

Wijziging tenlastelegging

Het Openbaar Ministerie heeft een vordering wijziging tenlastelegging gedaan. Het ging met name om een nadere omschrijving van het gestelde letsel en de gevolgen daarvan. De verdediging had geen bezwaar. De rechtbank heeft de vordering wijziging tenlastelegging toegestaan.

Planning van het proces

Al eerder heeft de rechtbank het horen van getuigen door de rechter-commissaris toegestaan. Deze verhoren zijn ingepland tussen augustus en half oktober. De rechtbank streeft nog steeds naar een start van de inhoudelijke behandeling in november van dit jaar. De rechtbank gaat een zittingsplanning bespreken met de verdediging en het Openbaar Ministerie. Na de zomer wordt hierover nader bericht.

Bron: de Rechtspraak

Print Friendly and PDF ^

Derde zitting zaak Twentse ex-neuroloog

Maandag 1 juli 2013 om 10.00 uur dient bij de rechtbank Overijssel in Almelo de derde zitting in de zaak J.S., de Twentse ex-neuroloog die er onder andere van wordt verdacht opzettelijk verkeerde diagnoses te hebben gesteld. Het gaat om een pro-forma behandeling.

De zitting op 1 juli is voornamelijk bedoeld om de voortgang van de zaak te bewaken en de stand van het onderzoek te bespreken. De planning van de inhoudelijke behandeling wordt tijdens deze zitting niet bekend gemaakt. De rechtbank maakt de planning op korte termijn bekend via Rechtspraak.nl.

Bron: de Rechtspraak

Print Friendly and PDF ^

Transactie voor VUmc en Eyeworks

Het medisch centrum VUmc en productiebedrijf Eyeworks hebben een transactie geaccepteerd van resp. 30.000 en 20.000 euro. Het Openbaar Ministerie in Amsterdam is van oordeel dat VUmc zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke schending van het medisch beroepsgeheim. Daarnaast hebben het medisch centrum en de producent beelden en gesprekken opgenomen zonder dat dit vooraf voldoende kenbaar is gemaakt. Om die reden is het OM van mening dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan het heimelijk meeluisteren of opnemen van gesprekken in publieke ruimten.

Het OM heeft acht aangiftes onderzocht mbt het realityprogramma '24 uur tussen leven en dood' dat inmiddels is gestopt. In het kader van het programma werden zorgverleners op de Spoedeisende Hulp (SEH) van het VUmc gevolgd door camera's van het productiebedrijf Eyeworks. Patiënten op de SEH werden ook gefilmd, maar sommigen waren hiervan niet vooraf op de hoogte. De zeven patiënten die aangifte hebben gedaan, gaven geen toestemming voor de opnamen. Dat betekent dat het medisch centrum en de producent hebben meegeluisterd en opnamen van gesprekken hebben gemaakt in ruimten in het ziekenhuis, zonder dat dit tevoren voldoende duidelijk is gemaakt.

Schending medisch beroepsgeheim

De beelden van de camera's op de SEH werden direct bekeken door medewerkers van het productiebedrijf. Enkele patiënten die zijn gefilmd, al dan niet in gesprek met hun zorgverlener, waren hiervan niet vooraf op de hoogte. De zeven patiënten hebben hiervoor ook geen toestemming gegeven aan het VUmc of het productiebedrijf. Het ziekenhuis heeft zich hierdoor volgens het OM schuldig gemaakt aan het schenden van het medisch beroepsgeheim.

Inschattingsfout

Het VUmc heeft een inschattingsfout gemaakt door zonder uitgebreid onderzoek akkoord te gaan met het door Eyeworks voorgestelde format. Het medisch centrum is te routineus omgegaan met de juridische aspecten van het programma en heeft voorwaarden gehanteerd die voor eerdere mediaprojecten werden gebruikt. Het onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor strafrechtelijke verwijtbaarheid van individuele personen zoals het hoofd SEH en de voorzitter van de Raad van Bestuur van het medisch centrum.

Passende afdoening

Het OM ziet de transactie als een passende afdoening omdat beide organisaties onder meer volledige medewerking hebben verleend aan het strafrechtelijk onderzoek en veel media-aandacht te verduren hebben gekregen. Daarnaast heeft het VUmc een intern onderzoek ingesteld, de resultaten ervan gepubliceerd en verbeterpunten geformuleerd om een dergelijke situatie in de toekomst te voorkomen.  Het OM is verder van oordeel dat alleen het opleggen van een geldboete mogelijk is, omdat hier rechtspersonen worden vervolgd. Een zitting heeft daardoor onvoldoende meerwaarde.

Hogere transactie VUmc

De transactie voor het VUmc valt hoger uit omdat het OM het ziekenhuis de opzettelijke schending van het medisch geheim zwaarder aanrekent dan het zonder dit vooraf voldoende duidelijk aan te geven opnemen en/of meeluisteren van gesprekken. Bij de hoogte van het bedrag heeft het OM mede rekening gehouden met het belang van de gezondheidszorg, omdat de hoogte van de boete immers niet ten koste mag gaan van de patiëntenzorg.

Voorwaarden transactie

Als voorwaarde voor de transactie heeft het OM gesteld dat de zeven patiënten die aangifte hebben gedaan een schadevergoeding krijgen van het VUmc en Eyeworks. Ook is als voorwaarde voor het transactievoorstel het uitbrengen van dit persbericht gesteld.  De beelden die van de aangevers zijn gemaakt, zijn nooit uitgezonden. Alle beelden zijn vernietigd.

In dit onderzoek heeft het OM Amsterdam samengewerkt met het Expertisecentrum Medische Zaken (EMZ) van het OM en de Inspectie voor de Gezondheidszorg.

Bron: OM

Print Friendly and PDF ^

Geen vervolging in zaak Raymond Westendorp

Het Openbaar Ministerie Oost-Nederland stelt in het onderzoek naar de dood van Raymond Westendorp geen strafvervolging in. De man, die patiënt was van GGZ-instelling Dimence, overleed op 9 augustus 2009 in het ziekenhuis in Deventer. Het OM onderschrijft de conclusie uit een eerder onderzoek dat Raymond Westendorp onvoldoende adequate medische zorg heeft ontvangen en te lang onder erbarmelijke omstandigheden is verpleegd. Dit is schrijnend te noemen. Het dossier biedt echter onvoldoende aanknopingspunten om tot een succesvolle strafrechtelijke vervolging te komen.

Voor een succesvolle strafrechtelijke vervolging moet het OM hard bewijs overleggen dat Raymond Westendorp is overleden als gevolg van de onvoldoende zorg. Of er moet aangetoond worden dat Westendorp met opzet in hulpeloze toestand is achtergelaten. In het strafrechtelijk onderzoek is de officier tot de conclusie gekomen dat dit bewijs er niet is.

Overlijden

Westendorp verbleef in de periode voor zijn overlijden op de gesloten afdeling van GGZ-instelling Dimence in Deventer. Daar was hij begin juli 2009 opgenomen nadat hij een poging tot suïcide had gedaan. Bij Dimence heeft hij vervolgens diverse ernstige verwondingen opgelopen. Van een deel van de verwondingen kan worden vastgesteld dat deze door hem zelf bewust zijn toegebracht. Andere verwondingen zijn mogelijk het gevolg van valincidenten. Met de verwondingen is hij een aantal keer overgebracht naar het Deventer ziekenhuis, maar na behandeling steeds weer teruggestuurd. Op 8 augustus wordt Westendorp in comateuze toestand overgebracht naar het ziekenhuis in Deventer. Een dag later overlijdt hij.

Onderzoek

Naar aanleiding van het overlijden van Westendorp is onder auspiciën van de Inspectie voor de Gezondheidszorg door een onderzoekscommissie een onderzoek gestart. Hieruit is gebleken dat de zorg door de betrokken specialisten van zowel Dimence als het Deventer Ziekenhuis ontoereikend was. Met name het terugsturen van de patiënt op 3 augustus 2009 van het ziekenhuis naar Dimence was geen goede keuze. Zijn lichamelijke toestand was na 3 augustus zo slecht dat hij niet meer in Dimence verpleegd had mogen worden, zo concludeerde de onderzoekscommissie. De betrokken specialisten hadden zorgvuldiger alternatieven moeten onderzoeken om de patiënt binnen het ziekenhuis te behandelen en verplegen of actief naar opties buiten het ziekenhuis moeten zoeken.

Het televisieprogramma "De Vijfde Dag" van de EO wijdde op 3 november 2011 een uitzending aan het overlijden van Westendorp. Naar aanleiding van de uitzending heeft het Openbaar Ministerie contact gezocht met de nabestaanden en is een strafrechtelijk onderzoek gestart.

Strafrechtelijke verwijtbaarheid

Het Openbaar Ministerie onderschrijft, na bestudering van de medische dossiers en ook het rapport van de onderzoekscommissie, de conclusie dat er tekort is geschoten in de behandeling van Westendorp. Binnen de betrokken zorginstellingen is de samenwerking tekortgeschoten. Dat heeft er toe geleid dat Westendorp te lang onder erbarmelijke omstandigheden is verpleegd. Dit is schrijnend te noemen. Er is sprake van ernstige tekortkomingen.

Deze trieste conclusie levert echter niet per definitie ook een strafrechtelijk verwijt op.

Om tot een bewezenverklaring van dood door schuld te komen, moet worden aangetoond dat de dood van Westendorp rechtstreeks is veroorzaakt door aanmerkelijk onachtzaam handelen (of nalaten) door de betrokkenen. Op basis van het dossier kan dit niet bewezen worden. Hoewel de behandeling door onvoldoende samenwerking tussen de instellingen en de zorgverleners onvoldoende adequaat was, kan het OM niet aantonen dat hij als gevolg daarvan is overleden. Ook is juridisch niet aantoonbaar dat Westendorp bij ander medisch ingrijpen in leven zou zijn gebleven. Daarbij komt dat er niet één individuele hulpverlener kan worden aangewezen die zodanig strafrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld dat er sprake is van strafrechtelijke schuld.

Dat Raymond Westendorp in een hulpeloze toestand verkeerde kan op basis van het dossier wel worden gesteld. Voor het strafrechtelijke verwijt ‘'in hulpeloze toestand laten'' moet er echter sprake zijn van opzet op het aan het lot overlaten van Westendorp. Er is niet gebleken dat zorgverleners zich geheel niet om de toestand van Raymond Westendorp hebben bekommerd of hier onverschillig tegenover stonden. Dat de uiteindelijk geleverde zorg ontoereikend is geweest, is een trieste constatering maar maakt niet dat er kan worden gesproken van (voorwaardelijk) opzettelijk handelen. De medewerkers van de betrokken instellingen hebben niet de opzet gehad om Westendorp willens en wetens aan zijn lot over te laten.

Bovenstaande leidt tot de conclusie dat de medewerkers van de betrokken zorginstellingen strafrechtelijk niet aansprakelijk kunnen worden gehouden. Zodoende wordt ook niet toegekomen aan de strafrechtelijke aansprakelijkheid van het Deventer Ziekenhuis en Dimence.

Bron: OM

Print Friendly and PDF ^

Bezwaarschrift ex artikel 182 lid 6 Sv, weigering om toestemming m.b.t. medische informatie te vragen

Rechtbank Arnhem 29 mei 2013, LJN CA1386

Klager heeft op 21 maart 2013 een verzoek tot het verrichten van onderzoekshandelingen ingediend, waarbij hij de rechter-commissaris onder meer verzocht om aangeefster schriftelijke toestemming te vragen voor het vrijgeven van haar medische gegevens, alsmede om het horen en/of verkrijgen van informatie van de neuroloog.

Bij beschikking d.d. 12 april 2013 heeft de rechter-commissaris geen expliciete beslissing op deze verzoeken gegeven.

Bij brief d.d. 16 april 2013 heeft de raadsman van klager zijn verzoek herhaald, in de navolgende bewoordingen:

“(…) Aangeefster heeft vaak last van migraine waardoor zij regelmatig in huis tegen goederen aan gelopen is en waarbij zij een blauw oog en blauwe plekken op haar lichaam opgelopen heeft. Voor die migraine is zij daadwerkelijk onder behandeling (geweest) bij een specialist te weten de neuroloog van het Rijnstate Ziekenhuis (…). Mijn onderzoekswens is om [neuroloog] over die migraineklachten c.s. bij aangeefster (nader) te bevragen en of aangeefster toen daarbij geklaagd heeft dat zij, zoals zij ook tegen anderen verklaard heeft, tegen goederen in huis aangelopen is en of dat dat bij die klachten hoort die aangeefster kenbaar heeft gemaakt bij deze specialist. Mijn voorstel en verzoek hierbij is of u aan aangeefster vraagt of zij bereid is schriftelijk toestemming aan u te geven of u inlichtingen over haar klachten bij het Rijnstate Ziekenhuis op kunt en of mag vragen. Nadat u die toestemming hebt verkregen, zal ik u behulpzaam zijn om vragen die er leven bij de verdediging nader te gaan formuleren. Eerder formuleren dan het verkrijgen van die toestemming lijkt zinloos. Een van mijn vragen is of bij de door aangeefster aangegeven klachten zij vermeld heeft dat zij alsdan tegen goederen aanloopt en daarbij blessures heeft opgelopen. (…)” 

Bij brief van 25 april 2013 heeft de rechter-commissaris hierop gereageerd. De rechter-commissaris heeft daarbij overwogen:

“(…)In mijn beschikking van 12 april 2013 is abusievelijk niets vermeld over uw onderzoekswens om aangeefster te verzoeken toestemming aan mij te geven of ik inlichtingen over haar klachten bij het Rijnstate ziekenhuis op kan en of mag vragen. Hierbij bij bericht ik dat ik deze onderzoekswens niet zal honoreren. Ik ben van oordeel dat het uitvoeren van deze onderzoekswens niet een onderzoekshandeling is in de zin van het wetboek van strafvordering, artikel 182, eerste lid. Ter bekorting verwijs ik naar de Memorie van Toelichting bij de Wet Versterking positie rechter-commissaris, meer in het bijzonder paragraaf 4.3. (…)” 

Gezien de motivering van de weigering, begrijpt de raadkamer dat deze weigering ziet op het verzoek om aangeefster schriftelijke toestemming te vragen voor het vrijgeven van haar medische gegevens.

Beoordeling ten aanzien van de weigering om toestemming m.b.t. medische informatie te vragen

De raadkamer is met de rechter-commissaris van oordeel dat de geformuleerde onderzoekswens niet een opgave van een onderzoekshandeling betreft, zoals bedoeld in artikel 182, eerste lid, Sv. Het betreft immers niet een vraag aan aangeefster die zij als getuige uit eigen wetenschap kan beantwoorden. Voor zover het verzoek betrekking heeft op het vragen om voormelde toestemming, acht de raadkamer het bezwaarschrift dan ook ongegrond.

Beoordeling ten aanzien van de onderzoekswens de neuroloog te bevragen over de medische gegevens van aangeefster

De raadkamer begrijpt uit de reactie van de rechter-commissaris dat hij deze onderzoekswens heeft opgevat als een verzoek om schriftelijke medische gegevens over aangeefster bij de neuroloog op te vragen. Voorts begrijpt de raadkamer dat de rechter-commissaris deze onderzoekswens kennelijk niet heeft gehonoreerd, omdat het voorafgaande verzoek om het vragen van toestemming met betrekking tot doorbreking van het medisch beroepsgeheim is afgewezen.

De raadkamer overweegt allereerst dat ook een dergelijk verzoek om schriftelijk informatie op te vragen bij een arts, in dit stadium niet kan worden gezien als een opgave van de onderzoekshandelingen zoals bedoeld in artikel 182, eerste lid, Sv. Immers, de raadkamer is van oordeel dat een dergelijk verzoek in eerste instantie zou moeten worden gericht aan de officier van justitie. In dat licht bezien, acht de raadkamer de impliciete afwijzing van het verzoek door de rechter-commissaris op zichzelf niet onbegrijpelijk.

Echter, gezien de recent in werking getreden Wet Versterking Positie Rechter-commissaris, de nader vorm te krijgen uitvoering van die wet, alsmede de achterliggende bedoeling van de wetgever bij die wet, te weten - kort weergegeven - een meer efficiënte dossiervorming tijdens het voorbereidend onderzoek, zal de raadkamer in dit bijzondere geval de namens klager tijdens de behandeling in raadkamer nader naar voren gebrachte onderzoekswensen in de beoordeling betrekken (toetsing ex nunc). Immers, een efficiënte voortgang van de zaak is niet gebaat bij een hernieuwd verzoek aan de rechter-commissaris tot het verrichten van onderzoekshandelingen.

In raadkamer heeft de raadsman van klager nader toegelicht en uiteengezet dat hij de neuroloog wil horen als getuige. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is de raadkamer van oordeel dat het desbetreffende verzoek aan de rechter-commissaris aldus had kunnen worden gelezen. Indien ervan wordt uitgegaan dat het verzoek tot het verrichten van deze onderzoekshandeling door de rechter-commissaris zou zijn gelezen als een verzoek tot het horen van de neuroloog als getuige, acht de raadkamer het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de rechter-commissaris het verzoek zou hebben toegewezen. Daarom komt de raadkamer tot het oordeel dat het verzoek tot het horen van de neuroloog toegewezen moet worden.

De raadkamer zal gelet op het vorenstaande het bezwaarschrift in zoverre gegrond verklaren.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^