HR over afstand van bevoegdheid om verzet in te stellen tegen strafbeschikking

Hoge Raad 19 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1677

De Hoge Raad heeft uitspraak gedaan over het doen van afstand van de bevoegdheid om verzet in te stellen tegen een strafbeschikking. De verdachte doet afstand van zijn bevoegdheid om verzet tegen een strafbeschikking in te stellen als hij vrijwillig aan die strafbeschikking voldoet (artikel 257e lid 1 Sv). In het algemeen mag de rechter die vrijwillige afstand afleiden uit het feit dat aan die strafbeschikking is voldaan. Maar als de verdachte gemotiveerd aanvoert dat van vrijwilligheid geen sprake was, moet de rechter dat onderzoeken. In dit geval is gemotiveerd aangevoerd dat van vrijwilligheid geen sprake was vanwege de onderbewindstelling van de verdachte. Het hof had het verzet daarom niet zonder nader onderzoek naar de vrijwilligheid niet-ontvankelijk mogen verklaren.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Verduistering: wanneer is sprake van een voortgezette handeling?

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 28 augustus 2024, ECLI:NL:RBZWB:2018:5093

Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim een jaar schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking, en heeft daarbij in totaal ruim één miljoen euro van zijn werkgever weggenomen. Hij heeft daarbij misbruik gemaakt van zijn functie als financieel directeur bij B.V. 2 en het door zijn werkgever in hem gestelde vertrouwen, door op slinkse wijze geldbedragen naar zijn eigen bankrekening en naar die van anderen uit zijn omgeving over te (laten) maken. Tevens heeft hij zich schuldig gemaakt aan de voortgezette handeling van witwassen van dit geld. Het buitgemaakte geld heeft hij onder andere uitgegeven aan reizen en aanschaf van bitcoins en andere cryptovaluta. 

Read More
Print Friendly and PDF ^

Opruiing: HR over opzet en beoordeling of uitingen aansporen tot strafbaar feit

Hoge Raad 5 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1573

Het gaat in deze zaak om tweets die door de verdachte op zijn (destijds zo geheten) Twitter-account zijn geplaatst. De verdachte was op dat moment raadslid in de gemeente Den Haag en had een Twitter-account met ten minste 31.000 volgers. De verdachte is door het gerechtshof Den Haag wegens telkens "in het openbaar, bij geschrift tot enig strafbaar feit opruien" (feit 1 en 2), veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren. De cassatiemiddelen komen op tegen de bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Het eerste cassatiemiddel richt zich onder meer tegen het oordeel van het hof dat de verdachte door het op Twitter plaatsen van de tenlastegelegde berichten, heeft opgeruid in de zin van artikel 131 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht tot het plegen van enig strafbaar feit. Het tweede cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de verdachte heeft gehandeld met het voor opruiing vereiste opzet. De cassatiemiddelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Vrijspraak na (succesvol) art. 12 Sv beklag) voor verduistering in dienstbetrekking bij Gemeente Rijswijk

Rechtbank Den Haag 28 oktober 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:17561

De Gemeente Rijswijk heeft naar aanleiding van het constateren van kleine kasverschillen bij transacties waar de verdachte bij was betrokken, intern onderzoek gedaan. Tevens heeft zij Hoffmann Recherchebureau ingeschakeld om onderzoek te laten doen. Naar aanleiding daarvan heeft de Gemeente op 6 maart 2018 aangifte gedaan van verduistering. De verdachte zou in een periode van 5 jaar fictieve retourtransacties (voornamelijk retouren van parkeervergunningen en andere producten waarvoor leges moeten worden betaald) hebben aangemaakt en zich de contante retourbetaling hebben toegeëigend tot een bedrag van ruim € 20.000.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Hoe en wanneer wordt een ontnemingsvordering geldig aanhangig gemaakt?

Hoge Raad 5 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1572

De Hoge Raad stelt voorop dat het enkele feit dat de officier van justitie heeft nagelaten om tijdig op grond van artikel 311 lid 1 Sv het voornemen tot het indienen van een ontnemingsvordering kenbaar te maken, op zichzelf niet voldoende is om bij de betrokkene het gerechtvaardigde vertrouwen te wekken dat een ontnemingsvordering achterwege zal blijven. Om die reden kan aan dit enkele verzuim niet het rechtsgevolg worden verbonden dat het Openbaar Ministerie (OM) niet-ontvankelijk wordt verklaard in de ontnemingsvordering. Wel kan het nadeel dat de betrokkene heeft ondervonden door het verzuim om tijdig het voornemen kenbaar te maken aanleiding geven tot een vermindering van de betalingsverplichting. Een dergelijke vermindering is mogelijk wanneer, gezien het door de betrokkene geleden nadeel, het vormverzuim in het concrete geval zo ernstig is dat niet kan worden volstaan met enkel de constatering van dat verzuim.

Read More
Print Friendly and PDF ^