In hoger beroep 18 maanden cel geëist tegen Johan V. wegens niet voldoen aan fiscale inlichtingenplicht

De advocaat-generaal in Amsterdam heeft in hoger beroep een onvoorwaardelijke celstraf van achttien maanden geëist tegen Johan V. In de visie van het OM heeft hij opzettelijk geen gevolg gegeven aan de wettelijke inlichtingenplicht aan de belastingdienst.

Die plicht heeft iedere belastingschuldige als hem daarom wordt gevraagd. De strafzaak gaat volgens het OM niet over de hoogte van de belastingaanslagen; het gaat om een fiscale strafzaak over de inningsfase; Nadat de hoogte van de aanslagen was vastgesteld, was er sprake van een belastingschuld van verdachte. Deze nog steeds onbetaalde belastingschuld bedraagt meer dan honderd miljoen euro die volgens de belastingdienst is verkregen door de hasjhandel in de negentiger jaren.

Nadat de aanslagen vast stonden, had V. naar behoren moeten antwoorden op vragen van de belastingdienst waar deze om inlichtingen en stukken vroeg die voor de inning van de belastingschuld van belang konden zijn. Op deze manier probeert de belastingdienst te achterhalen welke vermogensbestanddelen er zijn, ongeacht de herkomst daarvan. Die inlichtingen heeft verdachte in de visie van het OM niet verstrekt. De advocaat-generaal: “Verdachte heeft aan de belastingdienst niet of nauwelijks duidelijkheid gegeven over zijn vermogen en onderdelen daarvan. Hij kwam niet over de brug met informatie.”

Verdachte heeft in de hoger beroepsfase onder meer gesteld dat hij – hoewel hij veel geld verdiend heeft – ook veel verliezen heeft geleden en derhalve geen vermogen meer heeft. Dat is in de visie van het OM in deze fiscale zaak niet relevant. Nadat een belastingschuld is vastgesteld is de belastingschuldige verplicht vragen van de belastingdienst te beantwoorden en inlichtingen daarover te verstrekken ongeacht de grootte en herkomst van zijn vermogen. Ook heeft verdachte de hoogte van de belastingschuld ter discussie gesteld. Ook dat, zo meent het OM, is niet relevant in deze strafzaak. De belastingschuld staat in de inningsfase vast. In de fase ervoor, de heffingsfase, kan iemand bezwaar maken tegen het door de belastingdienst vastgestelde bedrag. Deze procedure heeft de verdachte om hem moverende redenen niet doorlopen.

De behandeling van de strafzaak in hoger beroep kent een lange adem. V. is in 2004 door de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot twee jaar cel. Hij stelde hoger beroep in. In de procedure zijn twee wrakingsincidenten geweest. Vervolgens werd het OM in 2009 door het Amsterdamse hof niet-ontvankelijk verklaard omdat verdachte gegijzeld was geweest en het OM hem volgens het hof om die reden niet meer had mogen vervolgen. Het OM stelde succesvol cassatie in. De Hoge Raad vernietigde in december 2011 het arrest van het hof, verklaarde het OM wel ontvankelijk en wees de zaak terug. Daarna is een aantal regiezittingen geweest waarin vele onderzoekswensen zijn behandeld met als sluitstuk de inhoudelijke behandeling van de zaak vandaag.

Een onvoorwaardelijke celstraf is echter ook na twaalf jaar nog steeds op zijn plaats, zo betoogde de advocaat-generaal. “Het gaat om een ernstig strafbaar feit want hierdoor blijft een enorme belastingschuld onbetaald terwijl niet gebleken is dat verdachte onvermogend is geworden. De essentie is dat iedere belastingschuldige gewoon aan zijn verplichtingen moet voldoen. En dat geldt ook voor deze verdachte. Het OM kan geen begrip opbrengen voor de weigerachtigheid om inlichtingen aan de fiscus te geven als dat wordt gevraagd. Dat rekent het OM de verdachte ernstig aan.” Daarnaast ziet het OM, en ook de fiscus, zich voor de vraag gesteld welk beeld achterblijft bij al die mensen die wel keurig hun verplichtingen nakomen en welk signaal er vanuit gaat als in deze zaak geen straffen zouden worden opgelegd. “Dit ondermijnt de belastingmoraal van al die andere mensen met belastingschulden. Waarom zouden zij die hun inkomen hebben vergaard met (legale) werkzaamheden daarover wèl (loon- en of inkomsten)belasting moeten betalen, terwijl degenen die hun geld met wederrechtelijke activiteiten vergaren feitelijk belastingvrijdom genieten en daarvan luxe goederen aanschaffen? Dat valt eenvoudigweg niet aan de burger uit te leggen. Dat is een signaal dat niet mag worden afgegeven.”

Het onderzoek ter terechtzitting wordt op 14 oktober gesloten. Uitspraak op 28 oktober.

Bron: OM

 

Print Friendly and PDF ^