Veroordeling Financieel Manager taleninstituut tot 15 maanden gevangenisstraf wegens verduistering, diefstal, oplichting en gewoontewitwassen
/Rechtbank Den Haag 18 augustus 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:9729
Verdachte wordt verweten dat hij zich gedurende een periode van ruim zeven jaar schuldig heeft gemaakt aan verduistering van geldbedragen uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als General Manager / Financieel Manager bij taleninstituut Linguarama (benadeelde) en/of diefstal met valse sleutels van geldbedragen en/of oplichting van benadeelde ter zake van geldbedragen (feit 1). Daarnaast wordt hij verdacht van witwassen van geldbedragen van in totaal € 888.755,10 (feit 2).
De man was ruim 7 jaar werkzaam bij Linguarama waarbij hij zijn werkgever op verschillende manieren heeft benadeeld voor ruim € 500.000. De civiele rechter had hem reeds eerder veroordeeld tot terugbetaling van dit bedrag aan Linguarama. Tijdens de zitting is gebleken dat verdachte nog niets heeft terugbetaald.
Voorvragen
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding ten aanzien van feit 1 eerste cumulatief/alternatief (partieel) nietig dient te worden verklaard. Volgens de verdediging is de feitelijke omschrijving van dit deel van de tenlastelegging onvoldoende concreet. Bovendien ontbreekt er een gedeelte van de tekst, welk gedeelte te groot is om ‘in te lezen’ of om als kennelijke verschrijving te worden opgevat.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer van de verdediging dient te worden verworpen. Naar zijn mening is de tenlastelegging ten aanzien van feit 1 eerste cumulatief/alternatief voldoende duidelijk en wist verdachte goed waartegen hij zich moest verdedigen.
De rechtbank verwerpt het verweer. Naar haar oordeel voldoet de tenlastelegging ten aanzien van feit 1 eerste cumulatief/alternatief aan de eisen zoals in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering gesteld. De verweten gedragingen volgen voldoende concreet uit de tenlastelegging. Voorts is tijdens het onderzoek ter terechtzitting op generlei wijze gebleken dat bij verdachte sprake was van verwarring of onduidelijkheid met betrekking tot de handelingen die hem onder dit feit worden verweten. Overigens is de tenlastelegging ook taalkundig in orde, hetgeen ook mag blijken uit de bewezenverklaring. De dagvaarding is mitsdien geldig.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Met betrekking tot feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat dit feit kan worden opgesplitst in een viertal verschillende handelingen met bijbehorende kwalificatie, te weten (kort gezegd):
- dat verdachte klanten geldbedragen heeft laten overmaken naar de slapende rekening van benadeelde, welke geldbedragen hij zich vervolgens heeft toegeëigend, zijnde verduistering in dienstbetrekking (eerste cumulatief/alternatief);
- dat verdachte van de rekening van benadeelde en/of benadeelde contante geldbedragen heeft opgenomen, zijnde verduistering in dienstbetrekking (eerste cumulatief/alternatief);
- dat verdachte heeft gepind met een creditcard/betaalpas van benadeelde en/of benadeelde, zijnde diefstal met valse sleutels (tweede cumulatief/alternatief);
- dat verdachte betalingsopdrachten heeft klaargezet in een batch, waarbij verdachte bij de betaling het rekeningnummer van de en/of-bankrekening van hem en zijn partner medeverdachte heeft gezet en vervolgens deze batch ter goedkeuring heeft doorgestuurd naar de financial controller, zijnde oplichting (derde cumulatief/alternatief).
Met betrekking tot feit 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat sprake is van gewoontewitwassen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot feit 2 heeft de verdediging (partiële) vrijspraak bepleit op diverse gronden. Deze zullen hierna bij de beoordeling van de tenlastelegging besproken worden.
Oordeel rechtbank
Onder feit 2 wordt verdachte verweten meerdere geldbedragen te hebben witgewassen. Onder verwijzing naar de onder feit 1 aangehaalde bewijsmiddelen komt de rechtbank allereerst tot de vaststelling dat deze geldbedragen een criminele herkomst hebben, namelijk de eigen misdrijven van verdachte (verduistering in dienstbetrekking, diefstal met valse sleutels en oplichting).
Verdachte heeft verklaard dat hij van de uit misdrijven afkomstige geldbedragen in totaal een bedrag van € 497.628,00 heeft uitgegeven. Dit bedrag valt uiteen in een bedrag van € 326.305,00 betreffende grote uitgaven (reizen naar Roemenië, de aankoop, verbouw en inrichting van een appartement in Bacau (Roemenië), partner- en kinderalimentatie, de aanschaf van een auto, de verbouw en inrichting van zijn woning in Den Haag en de aankoop van stuk grond in Roemenië), een bedrag van € 64.511,00 aan privé-uitgaven, contante opnames in het buitenland en gebruik van de creditcard (zoals berekend door benadeelde), en een bedrag van € 106.812,00 samenhangend met een exorbitant uitgavenpatroon (dure vakanties en uitjes, dure pakken en diners). Ter onderbouwing heeft de verdediging een overzicht van deze uitgaven overgelegd.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor het ten laste gelegde bedrag van € 888.755,10. Wel is er, op grond van de verklaring van verdachte, voldoende bewijs voor een totaalbedrag van € 497.628,00.
Vrijspraak eerste gedachtestreepje – artikel 420bis lid 1 onder a Wetboek van Strafrecht
De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken nu niet is gebleken dat verdachte handelingen heeft verricht waarmee de werkelijke aard of herkomst van de geldbedragen zijn verborgen of verhuld. De geldbedragen zijn immers rechtstreeks op de bankrekening van verdachte terechtgekomen en vervolgens uitgegeven dan wel, met gebruikmaking van de betaalpas of creditcard van benadeelde, onmiddellijk aangewend voor de aanschaf van goederen of diensten.
Bewezenverklaring tweede gedachtestreepje – artikel 420bis lid 1 onder b Wetboek van Strafrecht
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de uitgaven die verdachte heeft gedaan met gebruikmaking van de pinpas of creditcard van benadeelde. In deze gevallen valt het verwervingsmisdrijf steeds samen met het uitgeven. In dat geval is geen sprake van witwassen, omdat niet expliciet blijkt van gedragingen die (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp, aldus de verdediging.
De rechtbank overweegt omtrent dit verweer als volgt. Verdachte heeft zich door gebruikmaking van de betaalpas en de creditcard van benadeelde de girale geldbedragen wederrechtelijk toegeëigend en heeft deze geldbedragen vervolgens direct gebruikt voor de aanschaf van goederen of diensten. Aldus valt de handeling van verdachte (het zonder toestemming betalen met betaalpas of creditcard) uiteen in twee van elkaar te onderscheiden strafbare feiten, namelijk diefstal met valse sleutels en witwassen in de zin van verwerven, omzetten en gebruik maken. Dat staat echter niet in de weg aan een bewezenverklaring van beide feiten.
Voor zover het verweer van de raadsman ziet op de kwalificatie ‘witwassen’, komt dit hierna bij de strafbaarheid van het bewezenverklaarde aan de orde.
Gewoontewitwassen
Gelet op de lange periode en het grote aantal uitgaven is de rechtbank van oordeel dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van geldbedragen.
Bewezenverklaring
- Feit 1 eerste cumulatief/alternatief: verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
- Feit 1 tweede cumulatief/alternatief: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
- Feit 1 derde cumulatief/alternatief: oplichting, meermalen gepleegd;
- Feit 2: van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Strafoplegging
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 15 maanden. Dit is overeenkomstig de eis van de officier van justitie.
Lees hier de volledige uitspraak.