Veroordeling wegens bijstandsfraude en valsheid in geschrifte. Partner van verdachte wordt veroordeeld in verband met meeprofiteren.
/Rechtbank Limburg 25 juli 2016, ECLI:NL:RBLIM:2016:6359
Verdachte heeft, terwijl zij een uitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet kreeg, gedurende ruim tien jaren verzwegen dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met haar partner. Zij heeft hierdoor in die periode ten onrechte een uitkering ontvangen van de Sociale Verzekeringsbank van bijna € 86.000. Daarnaast heeft verdachte een aanvraag formulier AOW pensioen valselijk opgemaakt door op dat formulier in te vullen dat zij alleen woonde, terwijl dat niet het geval was.
Haar partner woonde op papier bij haar zoon en zijn gezin in. Feitelijk woonde hij, in ieder geval het grootse deel van de week, met verdachte samen. Verdachte was er klaarblijkelijk alles aan gelegen om haar uitkering te behouden. Zij heeft hierdoor ernstig misbruik gemaakt van het sociale stelsel zoals dat in Nederland bestaat. Een uitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet is immers bedoeld om mensen te ondersteunen die weinig of geen ander inkomen of vermogen hebben. Misbruik van sociale voorzieningen doet afbreuk aan de solidariteit en ondermijnt het sociale stelsel. Hiervan worden uiteindelijk de mensen die op dit stelsel zijn aangewezen de dupe. De uitkeringsfraude heeft eigenlijk nog veel langer geduurd, maar omdat alles wat zich voor 2004 heeft afgespeeld verjaard is, kan verdachte daarvoor niet meer worden veroordeeld. Het bedrag waarvoor de maatschappij uiteindelijk is benadeeld, ligt bovendien veel hoger; het gaat dan immers om het brutobedrag van € 127.000,-.
Uitkeringsfraude en valsheid in geschrifte zijn ernstige strafbare feiten. In het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn geen oriëntatiepunten vastgesteld voor het bestraffen van deze feiten. Wel is een oriëntatiepunt vastgesteld voor fraude in het algemeen. Zoals gezegd heeft verdachte in de bewezenverklaarde periode bijna € 86.000,- ten onrechte aan uitkering ontvangen. Volgens het oriëntatiepunt wordt fraude met een benadelingsbedrag van € 70.000,- tot € 125.000,-, bestraft met een gevangenisstraf van 5 tot 9 maanden of een taakstraf en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij is uitgegaan van een verdachte die niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest.
Verdachte heeft een blanco strafblad. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, onder meer haar psychische problemen.
Vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Om de ernst van de feiten te benadrukken zal de rechtbank een forse taakstraf opleggen. Daarnaast wordt een voorwaardelijke gevangenisstraf van enkele maanden opgelegd om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Bovendien zal de rechtbank een geldboete opleggen. Hoewel de Sociale Verzekeringsbank het bedrag dat verdachte ten onrechte aan uitkering heeft ontvangen, volledig heeft teruggevorderd, betaalt verdachte op dit moment “slechts” € 100,- per maand terug. Zij zal het totale bedrag van bijna € 86.000,- bij deze stand van zaken, dus in de verste verte niet terugbetalen. Daarentegen heeft verdachte wel jarenlang financieel geprofiteerd van de uitkering. Door het opleggen van een geldboete wordt de maatschappij, zij het maar heel gering, gecompenseerd voor de ten onrechte uitbetaalde uitkering. De rechtbank houdt rekening met de beperkte draagkracht van verdachte. De geldboete mag daarom in termijnen worden voldaan.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden wordt opgelegd met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis. Ook zal de rechtbank aan verdachte een geldboete van € 4.800,- opleggen. Deze geldboete mag worden voldaan in 24 maandelijkse termijnen van € 200,-.
Lees hier de volledige uitspraak.
Rechtbank Limburg 25 juli 2016, ECLI:NL:RBLIM:2016:6367
De partner van verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis en een geldboete van € 2.400,-. Hij heeft ruim tien jaar een gezamenlijke huishouding gevoerd met verdachte, die jarenlang een uitkering kreeg waar zij geen recht op had. De partner van verdachte heeft van die uitkering mede geprofiteerd, omdat hij zeer regelmatig bij zijn partner was en gebruikt maakte van haar woning en in die woning aanwezige voorzieningen die werden betaald uit de uitkering.
Lees hier de volledige uitspraak.