Advies aan Hoge Raad: veroordeling dodelijke aanvaring Vinkeveense Plassen in stand laten
/Parket bij de Hoge Raad 2 april 2019, ECLI:NL:PHR:2019:307
De veroordeling van een verdachte wegens het veroorzaken van een dodelijke aanvaring op de Vinkeveense Plassen in 2014 dient in stand te blijven. Dat adviseert advocaat-generaal (AG) Vegter de Hoge Raad in zijn conclusie.
Op 2 augustus 2014 vond rond 22.40 uur op de Vinkeveense Plassen een aanvaring plaats tussen een door de verdachte bestuurde speedboot en een sloep. Twee opvarenden van de sloep kwamen als gevolg van de aanvaring om het leven.
Het hof veroordeelde de verdachte wegens het door roekeloosheid veroorzaken van de dodelijke aanvaring en het als schipper opzettelijk niet nakomen van de op hem rustende verplichting tot hulpverlening na het ongeval. Roekeloosheid is de zwaarste vorm van schuld. Het hof legde de verdachte een gevangenisstraf van vijf jaar en een ontzegging van de vaarbevoegdheid van vijf jaar op. De verdachte was het hiermee niet eens en stelde beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.
In cassatie wordt door de advocaten van de verdachte onder meer geklaagd over het oordeel van het hof dat de verdachte roekeloos is geweest. Volgens de advocaten wordt niet voldaan aan de hoge eisen die worden gesteld aan het bewijs van roekeloosheid.
In de visie van de AG gaan de cassatieklachten van de verdachte niet op. Zo heeft het hof volgens de AG toereikend onderbouwd dat sprake was van roekeloosheid. Het hof heeft daartoe onder meer vastgesteld dat de verdachte in het donker met zijn onverlichte, grote en zware speedboot heeft gevaren met ruim zes keer de ter plaatse geldende maximumsnelheid, terwijl de verdachte verkeerde onder invloed van ongeveer drie maal de maximaal toegestane hoeveelheid alcohol.
Daarbij had de verdachte er volgens het hof onder meer rekening mee te houden dat het die avond drukker zou zijn op het water dan anders en dat er verkeer kon komen van de kant waar de sloep vandaan kwam.
Verder hebben advocaten namens benadeelde partijen klachten ingediend over de beslissing van het hof op hun verzoeken om schadevergoeding. Deze klachten zijn volgens de AG niet gegrond.
De AG adviseert de Hoge Raad dan ook alle cassatieklachten te verwerpen en het arrest van het hof in stand te laten.
Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.
Lees hier de volledige conclusie.