Advies Raad van State Innovatiewet Strafvordering
/De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op 4 november 2020 advies uitgebracht over het wetsvoorstel om het Wetboek van Strafvordering te wijzigen ter bevordering van innovatie van verschillende onderwerpen in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering (Innovatiewet Strafvordering). Het wetsvoorstel is op 24 juni 2021 bij de Tweede Kamer ingediend. Daarmee is ook het advies van de Afdeling advisering openbaar geworden.
Inhoud van het wetsvoorstel
Sinds 2014 wordt gewerkt aan een nieuw Wetboek van Strafvordering. Met dit wetsvoorstel wil men een aantal onderdelen van dat gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering alvast in de praktijk beproeven. Het gaat om de volgende onderwerpen:
1. de mogelijkheid voor de rechter om in strafzaken prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad;
2. enkele bevoegdheden bij het onderzoek aan een inbeslaggenomen computer of smartphone;
3. het gebruik van audiovisuele opnamen ter vervanging van een schriftelijk proces-verbaal;
4. een uitbreiding van de bevoegdheden van de hulpofficier van justitie; en
5. de toepassing van mediation nadat de rechtszitting begonnen is.
Er zal gedurende twee jaar in pilotprojecten worden geëxperimenteerd met deze bepalingen. Daarna vervalt deze wet, tenzij de werking ervan bij algemene maatregel van bestuur worden verlengd.
Afsplitsing
De Afdeling advisering merkt op dat de eerste twee onderdelen van het wetsvoorstel al de vorm hebben van een definitieve wettelijke regeling. Die regelingen kunnen vooruitlopend op het wetboek alvast worden ingevoerd, omdat er in de praktijk behoefte aan bestaat. Het gaat in deze gevallen niet om experimenten. De Afdeling adviseert deze onderdelen van de Innovatiewet Strafvordering af te splitsen en als twee zelfstandige wetsvoorstellen bij de Tweede Kamer in te dienen.
Pilotprojecten
De andere drie onderdelen van de Innovatiewet Strafvordering hebben wel het karakter van een experiment. Voor deze onderdelen geldt dat zij moeten voldoen aan de voorwaarden en waarborgen die noodzakelijk zijn voor een zinvol en verantwoord experiment. Op dit moment is echter nog veel onduidelijk over de opzet en vormgeving van de pilotprojecten. De regering zal de toelichting bij het wetsvoorstel op dit punt moeten aanvullen en het wetsvoorstel eventueel moeten aanpassen. Verder adviseert de Afdeling om de mogelijkheid van verlenging bij algemene maatregel van bestuur te schrappen, zodat verlenging alleen mogelijk wordt als het parlement daarmee instemt. Een langere looptijd van de Innovatiewet Strafvordering (bijvoorbeeld van drie jaar) is dan wel wenselijk, omdat (a) verlenging bij wet meer tijd kost dan bij algemene maatregel van bestuur en (b) om een grondige evaluatie van de pilotprojecten mogelijk te maken.