Handhavingsuitspraak over functioneel daderschap van gemeente als eigenaar van terrein

Rechtbank Overijssel 23 december 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:6933

Eisers wonen nabij een loswal* in een natuurgevoelig gebied in de gemeente Steenwijkerland, dicht bij een Natura 2000-gebied. Deze loswal wordt al jaren gebruikt voor overslag van goederen, waarbij de activiteit in de loop der tijd sterk is geïntensiveerd. Deze intensivering heeft geleid tot klachten van omwonenden, onder andere over geluidsoverlast, verkeer en verstoring van het milieu. De zaak betreft een beroep van eisers tegen een gedeeltelijke afwijzing van hun handhavingsverzoek door het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Finnius Vooruitblik 2025

De Finnius Vooruitblik 2025 zet de belangrijkste ontwikkelingen in 2025 binnen het financieel toezichtrecht op een rij. In de Vooruitblik schetsen de auteurs hun verwachtingen voor nieuwe regelgeving en speerpunten van de Europese en Nederlandse toezichthouders.

Read More
Print Friendly and PDF ^

FIU instructie voor het melden van (betaal)fraude en oplichting

Op 6 december 2024 heeft de Financial Intelligence Unit Nederland (FIU-Nederland) een FIU-Instructie verstuurd aan banken over het melden van (betaal)fraude en oplichting. Aanleiding voor het publiceren van deze instructie is de constatering van De Nederlandsche Bank en FIU-Nederland dat er verschillen tussen banken bestaan in de wijze waarop zij ongebruikelijke transacties gerelateerd aan (betaal)fraude en oplichting melden.

Read More
Print Friendly and PDF ^

In hoger beroep alsnog akkoord op eerder gemaakte procesafspraken: Anders dan de Rb is het hof van oordeel dat de overeengekomen straf niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 20 december 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:208

De verdachte staat terecht voor het medeplegen van de uitvoer van 31 kilogram cocaïne. In hoger beroep honoreert het hof de procesafspraken tussen het OM en de verdediging, waarbij een straf van 33 maanden wordt opgelegd. Dit wijkt af van de rechtbank, die eerder 48 maanden oplegde.

Achtergrond

De verdachte staat terecht voor het medeplegen van de uitvoer van 31 kilogram cocaïne, wat in strijd is met artikel 2 van de Opiumwet. In eerste aanleg veroordeelt de rechtbank hem tot 48 maanden gevangenisstraf. Zowel de verdachte als het Openbaar Ministerie (OM) gaan in hoger beroep, mede vanwege de procesafspraken die in eerste aanleg niet worden gehonoreerd.

Procesafspraken in eerste aanleg

In december 2022 sluiten het OM en de verdediging procesafspraken, waaronder:

  1. Een verlaging van de strafeis van 48 naar 33 maanden gevangenisstraf, onvoorwaardelijk.

  2. Het afzien van verdere strafrechtelijke vervolging van de verdachte in deze zaak.

  3. Het erkennen van de bewezenverklaring door de verdachte, zonder uitgebreide verweren.

De rechtbank wijkt af van deze afspraken en legt een straf op van 48 maanden. Zij oordeelt dat de overeengekomen straf (33 maanden) te mild is in verhouding tot de ernst van het feit.

Procesafspraken in hoger beroep

Het hoger beroep biedt een herbeoordeling van de procesafspraken:

  • Zowel het OM als de verdediging benadrukken dat ook in eenvoudige strafzaken procesafspraken mogelijk moeten zijn om rechtsongelijkheid te voorkomen.

  • De advocaat-generaal en de verdediging pleiten voor een straf van 33 maanden, conform de eerder gemaakte afspraken.

  • Het hof beslist of de straf in redelijke verhouding staat tot de ernst van het delict.

Uitspraak van het hof

Het hof oordeelt dat de procesafspraken redelijk en proportioneel zijn, gezien:

  1. De ernst van het strafbare feit, waarbij de verdachte een beperkte rol vervult als incidentele koerier.

  2. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het ontbreken van een strafblad en de impact van detentie op zijn gezinssituatie.

Het hof legt uiteindelijk een straf op van 33 maanden gevangenisstraf, conform de procesafspraken. De tijd die de verdachte in voorarrest doorbrengt, wordt in mindering gebracht.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^

Artikel: De bestuurlijke sanctionering van examenfraude: herstel of bestraffing?

In het onderwijsrecht wordt het uitsluiten van de mogelijkheid om deel te nemen aan een volgend tentamen of examen door de ABRvS aangemerkt als een bestraffende sanctie in de zin van art. 5:2 lid 1 aanhef en onder c Awb. Een formeel-wettelijke grondslag voor het aanmerken van de uitsluiting als een bestraffende sanctie lijkt echter te ontbreken. Artikel 7.12b lid 2 WHW biedt daarvoor onvoldoende grondslag.

Read More
Print Friendly and PDF ^