Afwijzing verzoek ex art. 591a Sv, geen sprake van ‘gewezen verdachte’: enkele feit dat n.a.v. een aangifte onderzoek door de politie wordt gedaan, maakt niet dat de betreffende persoon direct als verdachte is aangemerkt
/Rechtbank Rotterdam 16 oktober 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:7603 Het verzoek ex art. 591a Sv strekt ertoe dat ten laste van de Staat aan verzoeker een vergoeding wordt toegekend ad € 2.601,50 ter zake van kosten voor rechtsbijstand in de strafzaak en ad € 550,- ter zake van kosten voor het door zijn raadsman opstellen, indienen en in diens aanwezigheid behandelen van het onderhavige verzoekschrift.
De officier van justitie heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in het verzoek. Subsidiair heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek tot een bedrag van € 1.179,70 ter zake van kosten voor rechtsbijstand in de strafzaak en een bedrag van € 550,- ter zake van kosten voor de onderhavige procedure, een en ander overeenkomstig de door haar overgelegde en in het dossier gevoegde aantekeningen.
Uit de zich bij de stukken bevindende brief van officier van justitie mr. W.B.J. ten Have van 7 januari 2014 aan verzoeker blijkt dat op 8 juli 2013 aangifte tegen hem is gedaan ter zake van seksueel misbruik van een minderjarige leerling van de school waar verzoeker toen werkzaam was, alsook dat naar aanleiding van die aangifte diverse getuigen zijn gehoord. De politie heeft verzoeker bij brief van 17 december 2013 verzocht om op 6 januari 2014 te verschijnen op het politiebureau in Sliedrecht voor een gesprek over de tegen hem gedane aangifte. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van de politie van 6 januari 2014 heeft de politie verzoeker tijdens dat gesprek verteld waarvan aangifte is gedaan, alsook dat de officier van justitie op basis van de uitkomst van het onderzoek dat op de aangifte is gevolgd heeft besloten om verzoeker niet als verdachte aan te merken. De officier van justitie heeft dit bij brief van 7 januari 2014 aan verzoeker bevestigd.
De rechtbank stelt voorop dat het enkele feit dat naar aanleiding van een gedane aangifte onderzoek door de politie wordt gedaan, niet maakt niet dat de persoon waartegen aangifte is gedaan direct als verdachte is aangemerkt. Gezien de gang van zaken zoals hiervoor beschreven, moet voorts worden geconcludeerd dat de verzoeker nimmer door politie of justitie als verdachte is aangemerkt.
Het feit dat de uitnodiging om aan het bureau te verschijnen van 17 december 2013 als onderwerp de tekst “uitnodiging voor verhoor” bevat, maakt dat niet anders. Uit het proces-verbaal blijkt dat van een “verhoor” in het geheel geen sprake is geweest. Verzoeker is in het gesprek direct medegedeeld dat hij niet als verdachte is aangemerkt, hetgeen door (de gemachtigde van) verzoeker ook niet is betwist.
Dat verzoeker (buiten toedoen van politie en justitie) reeds in de zomer van 2013 bekend is geworden met het feit dat aangifte tegen hem was gedaan en dat de politie bezig was met onderzoek, ten gevolge waarvan hij op 16 september 2013 een raadsman heeft ingeschakeld en kosten heeft gemaakt, maakt het voorgaande evenmin anders. Dat verzoeker een raadsman heeft ingeschakeld is onder deze omstandigheden niet onbegrijpelijk, echter voor vergoeding uit ’s Rijks kas van de hiervoor gemaakte kosten is slechts plaats indien hij door politie of justitie als verdachte is aangemerkt. Nu hiervan geen sprake is geweest, kan verzoeker niet kan worden aangemerkt als een ‘gewezen verdachte’ in de zin van artikel 591a Sv.
De rechtbank verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek.
Lees hier de volledige uitspraak.