Antwoorden Kamervragen over EU-fraude met COVID gerelateerde steunmaatregelen
/Op 6 oktober 2020 heeft Minister Grapperhaus kamervragen beantwoord van de Eerste Kamer. Deze vragen waren gesteld naar aanleiding van de zin 'Daarnaast sprak Nederland zorg uit over het risico van fraude en corruptie met de COVID-19 hulpfondsen' uit het verslag van de informele digitale JBZ-Raad van 4 en 5 juni 2020.
Vraag 1a: Kan de regering aangeven op welke concrete gronden of aanwijzingen de regering deze zorgen baseert?
In de maanden na het uitbreken van de COVID-19 pandemie en in relatie tot nationale economische steunmaatregelen hebben toezichthouders en opsporingsautoriteiten in Nederland zorgen geuit over risico’s op en vermoedens van fraude met COVID-19 gerelateerde steunmaatregelen, die op zeer korte termijn in het leven waren geroepen. Vanuit Europol, de UNODC en de Financial Action Task Force (FATF) zijn soortgelijke waarschuwingen over nationale en verwachte toekomstige internationale steunmaatregelen afgegeven.
Daarnaast is in internationale media (onder meer Euractiv, Politico) gewezen op het feit dat de georganiseerde misdaad in bepaalde lidstaten hoopt te kunnen profiteren van het overeengekomen EU steunpakket.
Daarnaast is in de voorbije jaren uit de resultaten van het EU Anti-Fraude Orgaan – OLAF gebleken dat met Europese economische subsidies risico’s op en daadwerkelijke fraude zijn gemoeid. Uit het jaarverslag 2019 van OLAF blijkt ook dat sprake is van een afnemende trend in het aantal zaken in de voorbije jaren en dat de Europese Commissie positief gestemd is over de vergrote weerbaarheid van de EU en haar lidstaten tegen fraude. Echter, tegelijkertijd erkent de Europese Commissie dat met het door de buitengewone Europese Raad van 17 tot en met 21 juli jl. overeengekomen grote economische steunpakket van ongeveer € 750 miljard een belangrijke uitdaging voor het voorkomen van en aanpakken van fraude aan de orde is. De buitengewone Europese Raad heeft dan ook in zijn conclusies het belang van effectieve bestrijding van fraude met EU-gelden onderstreept en de Commissie gevraagd om voorstellen te doen voor de versterking van aanpak van fraude. Daarnaast is tijdens deze Europese Raad afgesproken dat het Europees Openbaar Ministerie en OLAF voldoende middelen zullen ontvangen om de bescherming van de financiële belangen van de Unie te waarborgen. Het Europees Parlement heeft dat risico van potentieel misbruik eveneens onderkend en er onder meer op aangedrongen om het Europees Openbaar Ministerie (EOM) voldoende middelen te verschaffen.
Deze signalen van toezichthouders en opsporingsautoriteiten op nationaal en internationaal niveau, in combinatie met de snelheid waarmee een zeer omvangrijk steunpakket op EU niveau ter beschikking zal worden gesteld en de wens om te komen tot een zo optimaal mogelijke, snelle en effectieve ondersteuning aan ondernemingen, organisaties en burgers in lidstaten, betekent dat een optimale inzet op het voorkomen en bestrijden van fraude met deze steunmaatregelen nodig is. De regering heeft in dit kader opgeroepen tot alertheid, om te bevorderen dat elke euro op een rechtmatige plek terecht komt.
Vraag 1b: Kan de regering aangeven waarom ondanks deze zorgen Nederland tóch heeft bijgedragen aan deze Europese Covid-19 hulpfondsen?
Zoals in het verslag van de buitengewone Europese Raad van 17 tot en met 21 juli is aangegeven bereikte de Europese Raad na vier dagen onderhandelen overeenstemming over het Meerjarig Financieel Kader voor de periode 2021-2027 (MFK), het herstelinstrument in reactie op de COVID-19-crisis (Next Generation EU) en de financiering daarvan via een nieuw Eigenmiddelenbesluit (EMB). Tegen de achtergrond van de gezondheids- en economische crisis waren de onderhandelingen in de Europese Raad intensief en complex. Nederland heeft zich actief ingezet om via Europese samenwerking bij te dragen aan het bespoedigen van een duurzaam herstel en het verder bevorderen van economische groei. Het kabinet nam daarbij solidariteit tussen lidstaten en de daaraan verbonden eigen verantwoordelijkheid van lidstaten om hun economische weerbaarheid en groeivermogen te vergroten evenals rechtstatelijke waarborgen als centrale uitgangspunten. Tijdens het gehele onderhandelingsproces heeft Nederland nauw samen gewerkt met andere lidstaten om tot een gezamenlijke uitkomst te komen die bijdraagt aan een sterkere Europese Unie. Het bereikte onderhandelingsresultaat komt op voor Nederland prioritaire elementen in grote mate overeen met de kabinetsinzet zoals schriftelijk toegelicht in de Kamerbrief van 13 juli jl. (2020Z13905) en besproken in het plenaire debat in de Tweede Kamer op 9 september jl.
Het overeengekomen herstelinstrument heeft een omvang van 750 miljard euro. Hiervan kan 390 miljard euro worden verstrekt als subsidies en 360 miljard euro als leningen. Het grootste onderdeel van het herstelinstrument is de Recovery and Resilience Facility (RFF), waaruit lidstaten onder voorwaarden steun kunnen aanvragen voor hervormings- en investeringsprojecten. Dit RRF heeft een omvang van 672,5 miljard euro, met een verdeling van 360 miljard euro leningen en 312,5 miljard euro subsidies. Op aandringen van Nederland is aan de besluitvorming binnen het RRF een noodremprocedure toegevoegd in geval een lidstaat van oordeel zou zijn dat voor de uitbetaling van middelen uit het RRF onvoldoende voortgang is geboekt ten aanzien van de hervormingsvoorwaarden voor die steun. Hiermee is een extra waarborg ingebouwd die ervoor zorgt dat lidstaten de benodigde structurele hervormingen daadwerkelijk doorvoeren om zo economisch sterker en weerbaarder uit de crisis te komen. Samen met de in de antwoorden op de vragen a en c beschreven initiatieven tot een versterking van de aanpak van potentiele fraude met verwachte EU steunmaatregelen, is in de ogen van het Kabinet sprake van een acceptabel pakket van economische steunmaatregelen en waarborgen.
Vraag 1c: Kan de regering tevens aangeven of, en zo ja welke concrete afspraken er zijn gemaakt over het voorkomen, opsporen en aanpakken van fraude en corruptie met deze fondsen?
In paragraaf 24 van de conclusies van de buitengewone Europese Raad van 17 tot en met 21 juli jl. is afgesproken dat de Europese Commissie met verdere maatregelen komt om de EU Begroting en Next Generation EU (het herstelinstrument in reactie op de COVID-19 crisis) ‘tegen fraude en onregelmatigheden te beschermen. In de relevante basishandelingen moeten onder meer maatregelen worden opgenomen die de verzameling en de vergelijkbaarheid van informatie over de uiteindelijke begunstigden van Europese steun voor controle- en auditdoeleinden garanderen. Fraudebestrijding vereist een sterke betrokkenheid van de Europese Rekenkamer, het OLAF, Eurojust, Europol en, waar toepasselijk, het EOM, alsmede de bevoegde autoriteiten van de lidstaten’.
De Europese Commissie geeft uitvoering aan deze conclusie van de Europese Raad door in de Verordening voor de Recovery and Resilience Facility (RFF) een nieuw artikel voor te stellen om de bescherming van de financiële belangen van de Unie te waarborgen. Over deze Verordening wordt momenteel onderhandeld. Ook heeft de Europese Commissie voorstellen gedaan voor aanpassing van de OLAF Verordening.
In dit kader is in de conclusies van de buitengewone Europese Raad van 17 tot en met 21 juli jl. tevens opgenomen (onder nummer 83) dat het EOM en OLAF voldoende middelen zullen ontvangen om de bescherming van de financiële belangen van de Unie te waarborgen. Ook is in de ER conclusies (onder respectievelijk nummers 82 en 114) opgenomen dat aan Eurojust en Europol meer budget wordt toegekend (ten minste 10 % hoger dan het niveau van 2020. Dit is in lijn met de kabinetsinzet. De bij de conclusies van de Europese Raad behorende bedragen voor het EOM voor 2021-2027 zijn nog niet verschenen. Het kabinet heeft hier navraag naar gedaan.