Apotheekketen diende valse declaraties in bij zorgverzekeraars en zette preferentiebeleid naar eigen hand

Rechtbank Rotterdam 26 april 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:3370

De apothekersorganisatie VAL B.V. heeft zich schuldig gemaakt aan het opmaken van zo’n 3,6 miljoen valse declaraties. Op de declaraties stonden andere artikelnummers van geneesmiddelen vermeld dan de nummers van de geneesmiddelen die werden verstrekt. VAL B.V. diende deze declaraties in bij zorgverzekeraars VGZ, CZ en Zilveren Kruis. Daarmee gaf de verdachte leiding aan verboden gedrag; op zijn initiatief werden de valse declaraties opgemaakt en ingediend. Dat gebeurde door middel van een aanpassing in de software van het declaratiesysteem. De verdachte wilde daarmee het - niet onomstreden - preferentiebeleid waaraan VAL B.V. was gebonden naar zijn eigen hand zetten. Volgens het preferentiebeleid mag de zorgverzekeraar bij meerdere geneesmiddelen met dezelfde werkzame stof bepalen welke variant hij vergoedt.
 

Feiten

Naam medeverdachte rechtspersoon heeft zich schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van een aanzienlijk aantal declaraties. Op deze declaraties zijn andere artikelnummers vermeld dan de nummers van de geneesmiddelen die in werkelijkheid zijn verstrekt. naam medeverdachte rechtspersoon heeft de valse declaraties daarna ingediend bij zorgverzekeraars naam zorgverzekeraar 1, naam zorgverzekeraar 2 en naam zorgverzekeraar 3 en die valse declaraties daarmee dus ook gebruikt. De verdachte heeft hiertoe opdracht gegeven en feitelijk leidinggegeven aan deze verboden gedragingen.

Het opmaken en indienen van de valse declaraties gebeurde op initiatief van de verdachte, bewust en weldoordacht, door middel van een aanpassing in de software van het declaratiesysteem. De verdachte beoogde daarmee het – overigens in bredere kring niet onomstreden – preferentiebeleid waaraan naam medeverdachte rechtspersoon gebonden was naar zijn eigen hand te zetten. In een periode van drieënhalf jaar zijn op die manier zo’n 3,6 miljoen declaraties aangepast. Zelfs toen het door naam zorgverzekeraar 1 ingestelde onderzoek naar de mogelijke fraude al liep, is de verdachte doorgegaan met deze werkwijze.
 

Standpunt verdediging

De raadsman heeft betoogd dat de dagvaarding onder 1 nietig is wat betreft de term “en/of (een) ander(en)”. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de tenlastelegging op dit punt ten onrechte niet een nadere feitelijke omschrijving inhoudt. De uitvoeringshandelingen die in de tenlastelegging zijn genoemd, zien alleen op oplichting van de zorgverzekeraars naam zorgverzekeraar 1, naam zorgverzekeraar 2 en naam zorgverzekeraar 3, en niet ook op “(een) ander(en)”. Hiermee is het voor de verdachte niet duidelijk waartegen hij zich nog meer moet verdedigen.
 

Standpunt openbaar ministerie

Het openbaar ministerie heeft zich niet uitgelaten over de geldigheid van de dagvaarding.
 

Beoordeling rechtbank

In deze zaak kan het volgende als vaststaand worden aangenomen. Gedurende de periode die door de tenlastelegging wordt bestreken zijn de verdachte en zijn zoon, medeverdachte naam medeverdachte, de enig statutair bestuurders van naam medeverdachte rechtspersoon

is op haar beurt gedurende die periode enig bestuurder en enig aandeelhouder van ruim 30 vennootschappen die één of meer apotheken exploiteren, hierna ook wel: de naam -apotheken. Daarvan maken onder meer deel uit naam apotheek 1, naam apotheek 2, naam apotheek 3, naam apotheek 4 en naam apotheek 5. Daarnaast maakt een groothandel en een centrale bereidingsapotheek deel uit van deze groep vennootschappen, hierna ook wel: de naam -groep.

De administratie van declaraties van geneesmiddelen die door apotheken in de naam -groep worden afgeleverd, vindt centraal plaats bij naam medeverdachte rechtspersoon De apotheken in de naam -groep maken alle gebruik van een centraal door naam medeverdachte rechtspersoon beheerd computersysteem met de naam naam computersysteem. In dat systeem wordt onder meer een registratie bijgehouden van afgeleverde medicijnen en de software van dat systeem groepeert gegevens die nodig zijn voor declaratie van afgeleverde geneesmiddelen.

Naam medeverdachte rechtspersoon en de naam -apotheken zijn met de zorgverzekeraars naam zorgverzekeraar 1, naam zorgverzekeraar 2 en naam zorgverzekeraar 3 overeenkomsten aangegaan op grond waarvan naam medeverdachte rechtspersoon rechtstreeks declaraties indient voor geneesmiddelen die naam -apotheken verstrekken aan verzekerden van die zorgverzekeraars.

Uit die overeenkomsten met naam zorgverzekeraar 1, naam zorgverzekeraar 2 en naam zorgverzekeraar 3 vloeit voort dat van een aantal geneesmiddelen die wat betreft werkzame stof, dosering en toedieningsvorm identiek zijn, uitsluitend één bepaalde, als preferent aangemerkte variant voor vergoeding in aanmerking komt. Naast aanspraak op vergoeding voor materiaalkosten bestaat er aanspraak op een terhandstellingsvergoeding volgens een bepaald vast tarief.

De achtergrond van dit preferentiebeleid is de wens van de overheid de uitgaven aan geneesmiddelen zo laag mogelijk te houden.

Vast staat dat naam medeverdachte rechtspersoon in de ten laste gelegde periode declaraties bij naam zorgverzekeraar 1, naam zorgverzekeraar 2 en naam zorgverzekeraar 3 heeft ingediend waarop wordt voorgewend dat een preferent geneesmiddel is verstrekt aan een verzekerde van de betreffende zorgverzekeraar terwijl in werkelijkheid, in strijd met het geldende preferentiebeleid, een niet-preferent geneesmiddel was verstrekt. Met het oog daarop was het eerder genoemde naam computersysteem -systeem zo geprogrammeerd, dat automatisch bij aflevering van een niet-preferent geneesmiddel in plaats van dat geneesmiddel in het declaratiebestand de preferente variant van dat middel werd vermeld. Vanuit dat declaratiebestand werden de declaraties voor afgeleverde geneesmiddelen geautomatiseerd opgemaakt en via een daarvoor bestemd portaal bij de zorgverzekeraars ingediend.

Vast staat ook dat de zorgverzekeraars op zo goed als al die declaraties betalingen hebben gedaan aan naam medeverdachte rechtspersoon, dan wel aan de met haar verbonden apotheken. Onderzoek van de Inspectie SZW wijst uit dat het daarbij in een periode van drieënhalf jaar gaat om in totaal ruim 3,6 miljoen receptregels waarin het geneesmiddel dat naam medeverdachte rechtspersoon bij een zorgverzekeraar heeft gedeclareerd niet gelijk is aan de variant daarvan die is afgeleverd.
 

Oplichting (feit 1)

De verdachte wordt onder 1 kort gezegd verweten dat hij opdracht heeft gegeven tot, en/of feitelijk leiding heeft gegeven aan oplichting van een aantal zorgverzekeraars door naam medeverdachte rechtspersoon

Standpunt openbaar ministerie

Het kan worden bewezenverklaard dat naam medeverdachte rechtspersoon zich heeft schuldig gemaakt aan oplichting en dat de verdachte daartoe opdracht heeft gegeven en daaraan feitelijk leiding heeft gegeven.

Standpunt verdediging

De verdachte moet worden vrijgesproken, omdat van oplichting in de zin van de wet geen sprake is. Ook is er geen bewijs voor oplichting tot het bedrag dat in de tenlastelegging is opgenomen.

Beoordeling

De medeverdachte naam medeverdachte rechtspersoon is door de rechtbank vandaag in de zaak die gelijktijdig tegen haar diende vrijgesproken van oplichting. Het ging in die zaak om de oplichting waarbij de verdachte als opdrachtgever of feitelijk leidinggever betrokken zou zijn. In het vonnis tegen naam medeverdachte rechtspersoon heeft de rechtbank vastgesteld dat naam medeverdachte rechtspersoon welbewust door valsheid in geschrift het overeengekomen preferentiebeleid van zorgverzekeraars heeft omzeild, maar dat dat nog geen oplichting in de zin van de wet oplevert. Het kan namelijk niet worden vastgesteld dat de zorgverzekeraars de omstreden declaraties voldeden doordat daarin een onwaarheid was opgenomen.

De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van opdracht geven tot, en feitelijk leiding geven aan die gestelde oplichting.
 

Valsheid in geschrift (feit 2)

De verdachte wordt onder 2 kort gezegd verweten dat hij opdracht heeft gegeven tot, en/of feitelijk leiding heeft gegeven aan het valselijk opmaken van geschriften en het gebruik maken daarvan door naam medeverdachte rechtspersoon

Standpunt verdediging

De verdachte dient te worden vrijgesproken van het (doen) gebruik maken van de bij naam zorgverzekeraar 1 ingediende declaraties die op de tenlastelegging zijn genummerd als 8, 11 en 14. Verondersteld mag worden dat naam zorgverzekeraar 1 op enig moment, in ieder geval vanaf begin 2014, wist dat declaraties die naam medeverdachte rechtspersoon bij haar indiende onjuist waren. Vanaf dat moment kon naam zorgverzekeraar 1 niet meer door die declaraties worden misleid en was het oogmerk tot misleiding niet meer aanwezig.

Beoordeling

Valsheid in geschrift en gebruik van vervalste geschriften door naam medeverdachte rechtspersoon

Anders dan de verdediging heeft bepleit, kan wel worden bewezen dat naam medeverdachte rechtspersoon zich heeft schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van declaraties en het gebruik maken daarvan, ook ten aanzien van naam zorgverzekeraar 1. Aan dit oordeel ligt het volgende ten grondslag.

Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat naam medeverdachte rechtspersoon bij zorgverzekeraars naam zorgverzekeraar 1, naam zorgverzekeraar 2 en naam zorgverzekeraar 3 met opzet geneesmiddelen heeft gedeclareerd, die niet overeenstemden met de geneesmiddelen die daadwerkelijk aan verzekerden in de apotheken van naam medeverdachte rechtspersoon waren verstrekt. Niet in geschil is dat de gedragingen die hebben geleid tot deze wijze van declareren, hebben plaatsgevonden in de sfeer van naam medeverdachte rechtspersoon, een rechtspersoon, en haar daarom kunnen worden toegerekend.

In de tenlastelegging zijn verwijzingen naar vijftien declaraties opgenomen. Op elk van die declaraties is door naam medeverdachte rechtspersoon met opzet het artikelnummer van een preferent geneesmiddel vermeld, terwijl een niet-preferent geneesmiddel is verstrekt. Dit maakt de declaraties naar hun inhoud vals. Die valse declaraties zijn tegenover de zorgverzekeraars gebruikt met de bedoeling om betaling te verkrijgen van de daarop vermelde, maar niet verstrekte preferente geneesmiddelen. Deze wijze van declareren vond op grote schaal en geheel geautomatiseerd plaats.

Naam zorgverzekeraar 1 is naar aanleiding van een fraudemelding in december 2013 een onderzoek gestart naar het declaratiegedrag van naam medeverdachte rechtspersoon Uit het FACTS-systeem van naam zorgverzekeraar 1 (een digitaal logboek) blijkt dat in januari 2014 bij naam zorgverzekeraar 1 een ‘groot vermoeden van fraude’ bestond en dat bekend was dat door naam medeverdachte rechtspersoon ‘niet het preferente medicijn is geleverd, maar wel is gedeclareerd’. naam zorgverzekeraar 1 heeft naam medeverdachte rechtspersoon eind 2014 met haar bevindingen geconfronteerd. Toen is aan naam zorgverzekeraar 1, in strijd met de waarheid, te kennen gegeven dat de onjuiste declaraties het gevolg waren van een fout in het softwaresysteem. In werkelijkheid was een ‘tool’ ontwikkeld om deze wijze van declareren via het automatiseringssysteem mogelijk te maken. naam medeverdachte rechtspersoon was er dus op uit naam zorgverzekeraar 1 daarmee om de tuin te leiden. Hoewel naam zorgverzekeraar 1 met het declaratiegedrag van naam medeverdachte rechtspersoon bekend was, weegt dat niet op tegen het feit dat naam medeverdachte rechtspersoon de declaraties ter misleiding heeft gebezigd. Daadwerkelijke misleiding is voor een bewezenverklaring in dit verband niet vereist.

Het verweer wordt dan ook verworpen.
 

Feitelijk leidinggeven aan en opdrachtgeven tot de strafbare gedragingen

Zoals hiervoor is overwogen, heeft naam medeverdachte rechtspersoon zich schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van declaraties en het gebruik maken daarvan. De vraag is of de verdachte als feitelijk leidinggever en/of opdrachtgever strafrechtelijk aansprakelijk is voor de verboden gedragingen die naam medeverdachte rechtspersoon in de periode van 1 januari 2013 tot en met 3 mei 2016 heeft verricht.

Uit het dossier blijkt dat de verdachte oprichter, indirect (mede)eigenaar en (feitelijk) bestuurder is van de naam -groep. Hij geeft onder andere leiding aan de programmeurs die naam computersysteem, het softwareprogramma dat onder meer wordt gebruikt voor het opstellen van de declaraties, hebben ontwikkeld en hij bepaalt ook welke software zij moeten maken. Daarnaast is de verdachte verantwoordelijk voor de medewerkers van het administratiekantoor die de indiening van de declaraties aan de zorgverzekeraars verzorgen, waaronder de declaraties die zien op preferente geneesmiddelen.

Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij degene is geweest die in 2012 opdracht heeft gegeven tot het ontwikkelen van de “software tool” in naam computersysteem. In de daarop volgende periode zijn in opdracht van de verdachte met die “software tool” in het receptregelbestand van naam computersysteem telkens de nummers van aan verzekerden afgeleverde artikelnummers automatisch omgezet in preferente artikelnummers, indien de betreffende zorgverzekeraar voor het desbetreffende geneesmiddel een preferentiebeleid hanteerde, en desondanks een niet-preferente variant daarvan was afgeleverd.

Uit een en ander in onderlinge samenhang bezien volgt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte in de ten laste gelegde periode opdracht heeft gegeven tot de verboden gedragingen van naam medeverdachte rechtspersoon en daaraan feitelijk leiding heeft gegeven.

Conclusie

Het onder 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
 

Bewezenverklaring

De voortgezette handeling van valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij opdracht heeft gegeven tot en feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd
 

Strafoplegging

  • Een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 180.

 

Lees hier de volledige uitspraak.

 

 

Print Friendly and PDF ^