Artikel 10:1 Algemene Douanewet: verdachte heeft contant geld ingevoerd in Nederland en hiervan opzettelijk geen tijdige aangifte gedaan
/Rechtbank Rotterdam 16 december 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:10603
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het subsidiair ten laste gelegde bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen opzet heeft gehad op het niet (tijdig) doen van aangifte van het invoeren in de Gemeenschap van het geldbedrag van € 55.000,-, omdat hij niet wist dat daartoe een wettelijke verplichting bestond.
De rechtbank overweegt het volgende.
Het tegendeel blijkt uit de eigen verklaringen van de verdachte. De verdachte heeft tijdens zijn verhoor door opsporingsambtenaren van de FIOD immers bekend dat hij het geldbedrag van € 55.000,- nooit heeft willen aangeven bij de douane en dat hij het verstopt had in zijn bagage om het vanuit Turkije Nederland binnen te smokkelen. Het geld was bestemd voor zijn woning in Italië en door het vervoeren van contant geld wilde de verdachte Italiaanse belastingheffing ontduiken.
Uit deze verklaring blijkt dan ook dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van het feit dat hij aangifte bij de douane diende te doen van de invoer van het geldbedrag in Nederland. Hij had zelfs op voorhand erover nagedacht hoe de “pakkans” bij de douane verminderd zou worden, want hij heeft aan de bank in Turkije gevraagd of hij het geldbedrag in briefjes van € 500,- kon krijgen, omdat hij dan minder briefjes zou hebben, wat gemakkelijker was om in zijn bagage te verstoppen, zo heeft de verdachte verklaard.
Gezien het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte willens en wetens, en derhalve opzettelijk, geen aangifte van het geldbedrag van € 55.000,- heeft gedaan, om zo te voorkomen dat hij belasting zou moeten betalen over dat bedrag. Dat verdachte uiteindelijk wel aangifte heeft gedaan bij de Douane doet daar niet aan af nu hij hiertoe eerst is overgegaan nadat hij was betrapt door de douane. Het verweer wordt verworpen.
Verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen. Omdat hij het geldbedrag op legale wijze heeft verkregen en een flinke hoofdstraf wordt opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat verbeurdverklaring van het geldbedrag van €55.000,- als bijkomende straf niet passend is. De rechtbank gelast de teruggave aan de verdachte van dat bedrag.
Lees hier de volledige uitspraak.