Artikel: Een moderne inbeslagneming van voorwerpen

Strafvorderlijk beslag is een ingrijpend dwangmiddel. Nog vóór een onherroepelijke uitspraak van de strafrechter kan iemand door toedoen van justitie de beschikking over zijn voorwerpen voor langere tijd of zelfs permanent kwijtraken. Die bevoegdheid moet daarom met afdoende waarborgen worden omgeven om een juiste balans te vinden tussen de belangen van de strafvordering enerzijds en die van degenen die onder het beslag gebukt gaan anderzijds. Het is de vraag of die balans thans in ons systeem gevonden is. De mogelijkheden voor beslag en het handhaven daarvan ‘in het belang van het onderzoek’ zijn zeer ruim. Er zijn voor beslag diverse en zeer ruim op te vatten gronden. Voor beslag op de voet van artikel 94 Sv is daarenboven geen rechterlijke machtiging vereist. Dat is alleen het geval voor conservatoir beslag ex artikel 94a Sv (welke machtiging door de rechter-commissaris al snel gegeven wordt). Nadat voorwerpen in beslag zijn genomen en worden gehouden, besteedt de officier van justitie hieraan weinig tot geen aandacht en is het doorgaans aan de beslagene (steeds: of andere belanghebbenden) om aan het beslag een einde te maken. Zeker vanuit de praktijk wordt benadrukt dat hun rechtspositie wat dat betreft zwak is.1

In het kader van de operatie Modernisering Wetboek van Strafvordering is beslag wat mij betreft dan ook belangrijk onderwerp. In concept is Boek 2 van het nieuwe wetboek inmiddels met memorie van toelichting verschenen. Daarin wordt de zwakke positie van de beslagene iets verbeterd doordat beslag niet zonder meer zal voortduren. Voorts wordt een onderscheid gemaakt tussen inbeslagneming van voorwerpen enerzijds en van gegevens anderzijds, welk onderscheid op dit moment nog niet bestaat. In dit stuk zal ik de inbeslagneming van voorwerpen behandelen. Daarbij bespreek ik eerst kort de bestaande vormen van beslag en de aard daarvan en bezie ik of de huidige onderverdeling van die vormen onverkort moet worden behouden – waartoe wel het voornemen bestaat (par. 2). Daarna maak ik een uitgebreide uitstap naar het conservatoir beslag in het civiele procesrecht om te bekijken of de daarin gehanteerde uitgangspunten voor het nieuwe wetboek nog andere inzichten zouden kunnen opleveren in vergelijking met de strafvorderlijke variant (par. 3 en 4). In aansluiting daarop bespreek ik met de opgedane civiele procesrechtelijke gezichtspunten de modernisering van de regeling inzake de inbeslagneming van voorwerpen (par. 5), waarna ik afsluit met een slotbeschouwing waarin verdergaande voorstellen worden gedaan ter versterking van de positie van de beslagene (par. 6). De kwestie van inbeslagneming bij geheimhouders of van geheimhouderstukken laat ik hier rusten.

Lees verder:

 

 

Print Friendly and PDF ^