Artikel: Het toezicht op de strafvorderlijke overheid: een modern artikel 359a Sv?

In het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering heeft de wetgever zich ook gewaagd aan het veelbesproken thema van vormverzuimen en de strafprocessuele gevolgen van onrechtmatig strafvorderlijk overheidsoptreden. Dit onderwerp is al jaren voer voor discussie onder strafrechtjuristen en er bestaan uiteenlopende perspectieven omtrent de wijze waarop met het vraagstuk vormverzuimen zou moeten worden omgegaan. In recente jaren heeft deze discussie zich met name toegespitst op de vraag of thans nog gesproken kan worden van (goed of volledig) toezicht op het strafvorderlijk optreden van de overheid. Deze vraag is in het bijzonder ingegeven door de constatering dat de rechterlijke controle op het vooronderzoek – en daarmee op het normconform handelen van opsporingsambtenaren – terughoudend is en zich met name lijkt te richten op het waarborgen van de procesrechten van de verdachte. Hierdoor zou er een lacune bestaan in het toezicht op de opsporing.

De vraag is in hoeverre de door de wetgever voorgestelde wetswijziging het hoofd zal bieden aan de in de literatuur geconstateerde problematiek. In deze bijdrage wordt een globale bespreking gegeven van de aanstaande ‘modernisering’ van artikel 359a Sv in het licht van de problemen die momenteel kleven aan deze bepaling. In het hiernavolgende wordt allereerst kort ingegaan op de beweegredenen van de wetgever om artikel 359a Sv te herzien (paragraaf 2). Gezien de omvangrijke literatuur op dit terrein zal slechts kort aandacht besteed worden aan de jurisprudentiële ontwikkeling omtrent dit leerstuk, waarna het in opdracht van de minister uitgevoerde WODC-onderzoek naar het toezicht op de strafvorderlijke overheid wordt besproken. Vervolgens zullen in het licht van de besproken problematiek de plannen van de wetgever inzake een nieuwe inrichting van de rechterlijke controle op strafprocessuele onrechtmatigheden worden besproken (paragraaf 3). En tot slot zal worden gekeken naar de wijze waarop de wetswijziging tegemoetkomt aan de geconstateerde problemen en zal er voorzichtig vooruit worden geblikt op wat in de toekomst verwacht kan worden van de rechter in het kader van de controle op de opsporing (paragraaf 4).

Lees verder:

 

 

Print Friendly and PDF ^