Asbestzaak: valsheid in geschrifte

Rechtbank Midden-Nederland 14 mei 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:4775

De verdenking komt er op neer dat:

Feit 1: het aan de schuld van verdachte te wijten is dat in een pand aan de adres te vestigingsplaats asbest(vezels) in de bodem en/of lucht werd(en) gebracht waarvan gevaar voor de openbare gezondheid en/of levensgevaar voor anderen te duchten was;

Feit 2: Verdachte in vereniging geschriften valselijk heeft opgemaakt of vervalst met het oogmerk om deze geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of te doen gebruiken door anderen.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officieren van justitie achten, gelet op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, beide feiten wettig en overtuigend bewezen.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft voor beide ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit. Met betrekking tot het eerste ten laste gelegde feit heeft de verdediging betoogd dat niet is gebleken dat in de periode dat verdachte in het pand aan de adres werkzaam is geweest, te weten de periode van 7 december 2007 tot 11 januari 2008, asbest(vezels) in de bodem/ lucht zijn gebracht. Alle rapporten waaruit zou kunnen volgen dat asbest(vezels) in de bodem/ lucht zijn gebracht dateren uit februari, maart, april en mei 2008 en zeggen derhalve niets over de ten laste gelegde periode. Bovendien volgt niet uit het dossier dat daadwerkelijk personen zijn blootgesteld aan gezondheidsrisico’s, doordat zij na de vrijgaven door verdachte in door hem vrijgegeven ruimten zijn geweest waarin nog asbestverontreiniging aanwezig was.

Met betrekking tot het tweede ten laste gelegde feit heeft de verdediging gesteld dat uit de door Aksys, TNO, BME en Amos opgestelde rapporten niet volgt dat verdachte vrijgaverapporten onjuist heeft ingevuld, nu uit deze rapporten niet volgt dat op plaatsen die verdachte heeft vrijgegeven asbest is aangetroffen. Bovendien, ook al zou uit deze rapporten volgen dat asbest is aangetroffen op plaatsen die verdachte heeft vrijgegeven, dan is, nu die rapporten geruime tijd na de vrijgaven door verdachte zijn opgemaakt, niet uitgesloten dat die stoffen door onbevoegden in de ruimte terecht zijn gekomen.

Het oordeel van de rechtbank

Het kantoorcomplex aan de adres te vestigingsplaats, bestaande uit een zestal geschakelde onderdelen A t/m F, is eigendom van Uni-Invest BV (hierna: Uni-Invest). In het voorjaar van 2007 zijn door Uni-Invest voorbereidingen getroffen voor een renovatie van het pand, waaronder een asbestsanering. Uni-Invest heeft op 10 oktober 2007 aan medeverdachte 1 B.V. (hierna: medeverdachte 1) opdracht gegeven tot verwijdering van asbest in het complex.

Blijkens de overzichtstekening/ foto stond gebouw F vrij geïsoleerd ten opzichte van de andere bouwdelen. Na 17 oktober 2007 was de verbinding tussen A en F afgesloten met een houten schot. Het betrof geen hermetische afsluiting. De bovenzijde van het houten schot was open.

medeverdachte 1 heeft voor de wettelijke eindbeoordelingen na asbestverwijdering in het kantoorpand adres tevestigingsplaats vanaf december 2007 bedrijf (hierna: bedrijf) ingeschakeld. Verdachte was destijds werkzaam als laborant bij bedrijf en heeft een aantal eindbeoordeling na asbestsanering verricht. De werkzaamheden van verdachte als laborant betroffen eindcontrole en vrijgave van een containment (een afgeschermde ruimte of buitenlocatie) waarna -na verwijdering van het containment- op de betreffende vrijgegeven locaties verdere werkzaamheden plaatsvonden.

De eindbeoordeling na asbestsanering in een containment is geregeld in artikel 4.51.a van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Hier is beschreven dat een eindbeoordeling bestaat uit een visuele inspectie gevolgd door een eindmeting.

Met betrekking tot feit 2: De door verdachte opgestelde rapporten

Vrijgaverapporten van verdachte in bouwdeel F

Blijkens rapport 07.14971/3 heeft verdachte op 10 december 2007 de eerste verdieping van blok F vrijgegeven. In het rapport is vermeld dat 7 m2 asbesthoudende beplating boven raamkozijnen inclusief rachelwerk zijn verwijderd. Onder het kopje “visuele inspectie” is vermeld dat de ruimte droog en stofvrij was en dat er geen restanten verwijderd materiaal zijn aangetroffen. Verder is vermeld dat de ruimte zonder beschermende middelen betreden mag worden.

Blijkens rapport 07.14971/4, meting 1, heeft verdachte op 11 december 2007 het trappenhuis in blok F vrijgegeven. In het rapport is vermeld dat 1m2 losse asbesthoudende restanten tussen raamkozijn en plafond zijn verwijderd bij kamer 5. Onder het kopje “visuele inspectie” is vermeld dat de ruimte droog en stofvrij was en dat er geen restanten verwijderd materiaal zijn aangetroffen. Verder is vermeld dat de ruimte zonder beschermende middelen betreden mag worden.

Blijkens rapport 07.14971/4, meting 2, heeft verdachte op 11 december 2007 in Blok F het trappenhuis en gang begane grond en eerste etage zijn vrijgegeven. In het rapport is vermeld dat 1m2 losse asbesthoudende restanten tussen raamkozijn en plafond zijn verwijderd. Onder het kopje “visuele inspectie” is vermeld dat de ruimte droog en stofvrij was en dat er geen restanten verwijderd materiaal zijn aangetroffen. Verder is vermeld dat de ruimte zonder beschermende middelen betreden mag worden.

Blijkens rapport 07.14971/5, meting 1, heeft verdachte op 12 december 2007 de CV ruimte in blok F vrijgegeven. In het rapport is vermeld dat 2m2 plafondbeplating bij de cv ruimte uit het huis inclusief rachelwerk is verwijderd. Onder het kopje “visuele inspectie” is vermeld dat de ruimte droog en stofvrij was en dat er geen restanten verwijderd materiaal zijn aangetroffen. Verder is vermeld en dat de ruimte zonder beschermende middelen betreden mag worden.

Blijkens rapport 07.14971/5, meting 2, heeft verdachte op 12 december 2007 de woonkamer in blok F vrijgegeven. In het rapport is vermeld dat 4 m2 asbesthoudende restanten tussen raamkozijn en constructiedelen zijn verwijderd en dat een deel van het verlaagde plafond is weggehaald. Onder het kopje “visuele inspectie” is vermeld dat de ruimte droog en stofvrij was en dat er geen restanten verwijderd materiaal zijn aangetroffen. Vermeld is verder dat de ruimte zonder beschermende middelen betreden mag worden.

Blijkens rapport 07.14971/5, derde meting, heeft verdachte op 12 december 2007 de keuken in blok F vrijgegeven. In het rapport is vermeld dat 3 m2 asbesthoudende restanten tussen raamkozijn en constructiedelen en dat een deel van het verlaagde plafond is weggehaald. Onder het kopje “visuele inspectie” is vermeld dat de ruimte droog en stofvrij was en dat er geen restanten verwijderd materiaal zijn aangetroffen. Vermeld is verder dat de ruimte zonder beschermende middelen betreden mag worden.

Rapporten van derden met betrekking tot gebouw F

Amos Milieutechniek B.V. (hierna Amos) heeft op 29 april 2008 de asbestsaneringen in het complex onderzocht. In het rapport van 29 mei 2008 is vermeld dat op een kleefmonster van het regelwerk in gebouw F diverse asbestvezels zijn aangetroffen, evenals op een kleefmonster van regelwerk in de doorgang van gebouw F.

BME Asbestconsult B.V. (BME) heeft op 5 juni 2008 de concentratie asbestvezels in het Blok F van het complex onderzocht. Blijkens het rapport van 26 juni 2008 zijn op diverse locaties restanten van asbesthoudend materiaal aangetroffen: op de begane grond op de vloer in het toilet, op de vloer bij de pui bij de trap, tussen de kantlatten ter plaatse van de pui bij de trap en op de vloer van de cv ruimte in het woonhuis. Op de verdieping op het systeemplafond van de meterkast en tussen de kantlatten ter plaatse van de pui bij de trap.

Tevens zijn een aantal kleefmonsters genomen. Op de volgende kleefmonsters is amosiet aangetroffen:

  • op binnenkozijn van kamer 109, 1e verdieping;
  • op kabelgoot in de keuken,1e verdieping;
  • op kabelgoot in de hal bij meterkast, 1e verdieping;
  • boven kozijn van trap aan de buitengevel, 1e verdieping;
  • boven kozijn bij trap en meterkast, 1e verdieping.

Vrijgaverapporten van verdachte in gebouw B

Blijkens rapport 07.14971/8, meting 1, heeft verdachte op 19 december 2007 de 3e verdieping van gebouw B, gang, meterkast en liftschacht vrijgegeven. In het rapport is vermeld dat asbesthoudende beplating aan de buitenkant van de lift en boven de branddeur en asbesthoudende strookjes in de meterkast zijn verwijderd en dat alles achter de afgeplakte delen is uitgesloten van de vrijgave. Onder het kopje “visuele inspectie” is vermeld dat de ruimte droog en stofvrij was en dat er geen restanten verwijderd materiaal zijn aangetroffen. Vermeld is verder dat de ruimte zonder beschermende middelen betreden mag worden.

Blijkens rapport 07.14971/8, meting 3 heeft verdachte op 19 december 2007 de 2e verdieping van gebouw B, gang, meterkast en liftschacht vrijgegeven. In het rapport is vermeld dat asbesthoudende beplating aan de buitenkant van de lift en boven de branddeur en asbesthoudende strookjes in de meterkast zijn verwijderd en dat alles achter de afgeplakte delen is uitgesloten van de vrijgave. Onder het kopje “visuele inspectie” is vermeld dat de ruimte droog en stofvrij was en dat er geen restanten verwijderd materiaal zijn aangetroffen. Vermeld is verder dat de ruimte zonder beschermende middelen betreden mag worden.

Blijkens rapport 07.14971/8, meting 3 heeft verdachte op 19 december 2007 de 1e verdieping van gebouw B, gang, meterkast en liftschacht vrijgegeven. In het rapport is vermeld dat asbesthoudende beplating aan de buitenkant van de lift en boven de branddeur en asbesthoudende strookjes in de meterkast zijn verwijderd en dat alles achter de afgeplakte delen is uitgesloten van de vrijgave. Onder het kopje “visuele inspectie” is vermeld dat de ruimte droog en stofvrij was en dat er geen restanten verwijderd materiaal zijn aangetroffen. Vermeld is verder dat de ruimte zonder beschermende middelen betreden mag worden.

Blijkens rapport 08.15185/4, meting 1, heeft verdachte op 11 januari 2008 het trappenhuis in blok B, begane grond tot en met derde etage, vrijgegeven. In het rapport is vermeld dat asbesthoudende stroken van de muur zijn afgeharkt en de kappen, na saneren van de wandcontactdozen, duurzaam zijn gecoat. Alles achter de afgeplakte delen is uitgesloten van vrijgave. Onder het kopje “visuele inspectie” is vermeld dat de ruimte droog en stofvrij was en dat er geen restanten verwijderd materiaal zijn aangetroffen. Vermeld is verder dat de ruimte zonder beschermende middelen betreden mag worden.

Rapporten en getuigenverklaringen met betrekking tot gebouw B

Aksys B.V. heeft op 2 en 4 februari 2008 een asbestinventarisatie in het gebouw uitgevoerd. In het rapport van 11 februari 2008 is vermeld dat in de drie trappenhuizen en de twee noodtrappenhuizen van de bouwonderdelen A, B, C en D in het verleden amosiet (bruine asbest) bepaling heeft gezeten en dat op nagenoeg alle verdiepingen van alle trappenhuizen visueel restanten van dit materiaal zijn aangetroffen. In enkele gevallen gaat het zelfs om grote brokstukken.

Getuige getuige, als laborant betrokken bij het door Aksys in februari 2008 uitgevoerde onderzoek, heeft verklaard dat hij onderzoek heeft ingesteld in de bouwdelen A, B, C en D en zoveel materiaal rond de kozijnen zag zitten dat hij het vreemd vond dat de ruimten ooit konden zijn vrijgegeven door een laboratorium.

BME Asbestconsult B.V. (BME) heeft in maart/april 2008 een volledige asbestinventarisatie van het gebouw uitgevoerd. In het rapport van 28 april 2008 is vermeld dat op genomen kleefmonsters van stof op de constructie van de liften en stof op het dak van de liftkooi in bouwdeel A/B duidelijk asbestvezels zijn aangetroffen.

In het rapport van Amos van 29 mei 2008 is vermeld dat vrijwel alle moeilijk bereikbare locaties, zoals holten en naden van de trappenhuizen tussen de bouwdelen A/B nog resten asbesthoudend stucwerk bevatten. Verder zijn op meerdere locaties in het trappenhuis A/B resten asbesthoudend stucwerk aangetroffen tussen de kieren van de trap.

TNO Bouw en ondergrond (hierna TNO) heeft op verzoek van de Milieupolitie te Utrecht op 28 maart 2008 een visuele inspectie uitgevoerd op de 2e en 3e verdieping van het complex. In het rapport van 17 april 2008 is vermeld dat tijdens deze inspectie veel asbestverdachte restanten in de directe omgeving van de trappenhuizen zijn aangetroffen en dat restanten asbesthoudende stuclaag zijn aangetroffen op de wanden van de trappenhuizen. Vooral op de moeilijk bereikbare plaatsen en in de dakopbouw is veel van de stuclaag achtergebleven. Daarnaast zijn losse restanten stuclaag aangetroffen op de stalen constructiedelen van de trap. Restanten amosiethoudend board zijn op diverse plaatsen rondom de trappenhuizen aangetroffen, op houten rachelwerk, in kabelgoten, op kozijnen en richels en los op de vloer in het complex.

Bewijsoverwegingen

Gelet op voornoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde rapporten valselijk heeft opgemaakt. Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte in deze rapporten heeft vermeld bij de visuele inspectie geen asbesthoudende materialen te hebben aangetroffen, terwijl uit de hiervoor genoemden, later opgemaakte rapporten, volgt dat er nog duidelijk asbest aanwezig was op door verdachte vrijgegeven plaatsen.

De rechtbank overweegt dat uit het genoemde bewijsmiddelen volgt dat het niet om een enkel incident gaat. In dat geval zou immers sprake kunnen zijn van het abusievelijk uitvoeren van een onjuiste of onvolledige controle, maar gezien de aard en de aantallen onvolkomenheden die uit de later opgestelde rapporten naar voren komen, is de rechtbank van oordeel dat van toeval geen sprake kan zijn maar dat verdachte de genoemde rapporten bewust heeft vervalst met het oogmerk om deze geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

Gezien de plaatsen waar in gebouw F asbest is aangetroffen, in kabelgoten, boven kozijnen, tussen kantlatten en de hoeveelheid asbest is niet voorstelbaar dat onbevoegden met schoeisel de gebieden hebben herbesmet, zoals de verdediging heeft aangevoerd. Daarbij komt dat gebouw F geïsoleerd stond en de verbinding tussen gebouw A en F na 17 oktober 2007 was afgesloten met een houten schot, wat herbesmetting nog moeilijker voorstelbaar maakt. Weliswaar was de doorgang niet hermetisch afgesloten, maar personen konden er geen gebruik van maken en daardoor met hun schoeisel ook geen herbesmetting veroorzaken. Dit verweer kan dan ook niet slagen.

Gezien de plaatsen waar in gebouw B asbest is aangetroffen, op stucwerk tussen de kieren van de trap, op de wanden van de trappenhuizen alsmede op houten rachelwerk, in kabelgoten, op kozijnen en richels en los op de vloer, is evenmin voorstelbaar dat onbevoegden met schoeisel deze gebieden hebben herbesmet, zoals de verdediging heeft aangevoerd. Dit verweer wordt eveneens verworpen.

Met betrekking tot feit 1

De rechtbank acht bewezen dat verdachte de onder feit 2 ten laste gelegde rapporten opzettelijk valselijk heeft opgemaakt door valselijk te vermelden dat hij bij visuele inspectie geen asbesthoudende materialen heeft aangetroffen, terwijl deze nog wel aanwezig waren. Gelet op het feit dat de containments waar deze rapporten op zagen, vervolgens zijn afgebroken en op deze plekken andere renovatie- en sloop- en opruimwerkzaamheden hebben plaatsgevonden acht de rechtbank tevens bewezen dat dat dit achtergebleven asbest op de bodem of de lucht terecht is gekomen. Nu verdachte degene is geweest die de betreffende, nog vervuilde, containments heeft vrijgegeven, is de verdere verspreiding van deze materialen aan verdachtes schuld te wijten. Dit betekent dat de rechtbank verdachte ook voor dit feit zal veroordelen.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^