Bart Schermer: ‘Toezicht op bestrijding cybercrime onvoldoende geregeld’
/Zowel opsporingsdiensten als cybercriminelen maken dankbaar gebruik van de kansen die digitale technologieën bieden. De inzet hiervan door beide groepen zorgt voor inbreuk op privacy van burgers. De huidige wetgeving schiet tekort in de bescherming hiertegen, concludeert hoogleraar Privacy en Cybercrime, Bart Schermer in zijn oratie op 7 november.
Hoewel de criminaliteitscijfers al jaren dalen, laat cybercrime een tegenovergestelde trend zien. Nieuwe technologie werkt als een katalysator voor nieuwe criminele gedragingen, zo stelt Schermer. De opbrengsten van cybercrime zijn hoog, terwijl de pakkans klein is. Digitale technologieën maken het plegen van misdrijven eenvoudiger, terwijl de opsporing juist moeilijker wordt.
Wedloop tussen criminelen en politie
Als antwoord op deze beweging maakt ook de politie dankbaar gebruik van digitale technologieën. Volgens Schermer is er dan ook sprake van een ‘wedloop tussen de criminelen die zich bedienen van steeds geavanceerdere technologieën om hun identiteit en gedrag te verhullen en de politie die met behulp van nieuwe opsporingsmethoden weer zicht probeert te krijgen op de criminelen.’ Die methoden staan op gespannen voet met privacy.
De wetgeving die privacy moet beschermen is achterhaald, zo stelt Schermer. ‘Het huidige Wetboek van Strafvordering is onvoldoende geschikt om de bestrijding van cybercrime in goede banen te leiden. Ook het moderniseringsvoorstel dat binnenkort door het parlement wordt behandeld, lost de huidige problemen niet op.’
Onvoldoende wettelijke waarborgen
De politie krijgt via inbeslagname van gegevensdragers en het ontmantelen van versleutelde chatdiensten de beschikking over grote hoeveelheden gegevens. Deze bulkverzameling en -analyse van gegevens kan een grote inbreuk maken op privacy en moet daarom aan zeer strenge wettelijke vereisten voldoen. Toch is volgens Schermer alleen het verzamelen van die gegevens wettelijk geregeld en zijn er bij de analyse van die gegevens onvoldoende wettelijke waarborgen.
'Als de politie zichzelf niet controleert, doet niemand het.'
Dat is zorgelijk, want juist tijdens de analyse kan de grootste inbreuk worden gemaakt op de persoonlijke levenssfeer. ‘De politie legt allerlei verbanden tussen verschillende gegevens. Daarbij kunnen ze fouten maken, zoals verkeerde interpretaties. Nu is er eigenlijk alleen intern toezicht op die analyse. Als de politie zichzelf niet controleert, doet niemand het, zelfs geen rechter.’
Geen controle
Daarnaast worden opsporingsbevoegdheden steeds vaker gebruikt voor intelligence- en verstoringsdoeleinden. Daarbij komt de politie bijvoorbeeld een cyberaanval op het spoor, en verstoort die aanval door een server binnen te treden en plat te leggen. Het doel van de politie is dan niet meer om de dader op te sporen en voor de rechter te brengen, maar alleen om een illegale activiteit te beëindigen. Schermer: ‘De zaak komt dan niet meer voor een rechter, die het politieoptreden beoordeelt. Als er fouten zijn gemaakt, volgt er ook geen tik op de vingers. Het recht op privacy kan dan onder druk komen te staan, omdat de politie zonder controle allerlei servers kan aanvallen.’
Verscherpt toezicht
Het toezicht op het gebruik van digitale technologieën door opsporingsdiensten moet verbeterd worden, vindt Schermer. 'De Europese rechters zijn daar ook heel duidelijk in. Het onafhankelijk rechterlijk toezicht moet verscherpt worden, zowel aan de voorkant bij de toetsing door de rechter-commissaris, als aan de achterkant door een zittingsrechter.’ Voor digitale intelligence en verstoring moeten volgens de hoogleraar specifieke bevoegdheden worden gecreëerd. ‘Dan krijgt de politie in de digitale wereld, net als in de fysieke wereld, naast opsporing ook de taak van het handhaven van de openbare orde en veiligheid.’
'Onduidelijkheid daarin is voor geen enkele partij goed.'
Het duidelijk inbouwen van privacywaarborgen in de wet zal de politie niet alleen beperken, maar ook nieuwe mogelijkheden geven, denkt Schermer. 'Dan zijn de regels waar de politie zich aan moet houden duidelijk. Omdat het nu onduidelijk is, probeert de politie maar wat, en kan een rechter dat achteraf mogelijk afkeuren. Ook zal de politie sommige mogelijkheden nu laten liggen, omdat het onduidelijk is of bepaalde opsporingsmethoden zijn toegestaan. Opsporingsbevoegdheden in de wet bieden een handleiding voor hoe je de afweging maakt tussen privacy en opsporing. Onduidelijkheid daarin is voor geen enkele partij goed.’